Google Routekaart Taalgrens Belgie

 Routekaart beschrijving

GPX download

2022 04 10 13 56 Sun
Geografische data – 113,2 KB 80 downloads
Routeyou Belgie Taalgrens
PDF – 6,5 MB 86 downloads
Routeyou Belgie Taalgrens
Geografische data – 511,5 KB 72 downloads

Visé

is gekend als een bedevaartsplaats. Hier staat reeds sinds de 8ste eeuw de Sint-Martinus en Hadelinuskerk. De relikten van de Heilige Hadelinus liggen in een prachtig reliekschrijn in deze kerk. De Heilige Hadelinus werd geboren rond 617 in Aquitanië. Hij stichtte een kooster in Celles. Tijdens de Middeleeuwen ontstonden tal van wonderbaarlijke verhalen over genezingen en wonderen die de Heilige Hadelinus verrichtte: het uit de dood opwekken van een vrouw met de naam Guiza, het doen ontspringen van een fontein in Franchimont bij Philippeville, de genezing van de doodzieke echtgenote van de heer van Béon, de genezing van een doofstomme vrouw,... zijn slechts enkele van de verhalen.
De relieken van Hadelinus werden op 11 oktober 1338 op aanwijzing van de prins-bisschop van Luik overgebracht naar de kerk van Wezet of Visé.
Een gekende pelgrimsweg leidt van Amsterdam tot Visé. Het reliekschrijn van Hadelinus wordt op de jaarlijkse Hadelinusprocessie (derde zondag in september) rondgedragen. Zijn gedachtenis wordt gevierd op 3 februari.

 

Zeer rustig gelegen, voormalig watermolengebouw aan het fietsroutenetwerk, onderverdeeld in 5 familieverblijven van 2 tot 6 personen. Voor koppels, gezinnen of groepen in kamer met ontbijt of half pension. Het gebouw kan ook afgehuurd worden door een groep van 20 personen in appartementsformule. Grote keuken en eetruimte ter beschikking. Mogelijkheid tot daguitstappen naar Tongeren, Hasselt, Sint-Truiden, Maastricht, Voerstreek, …

 

Het kasteel van Heers,

is een kasteel te Heers, gelegen aan de Nieuwe Steenweg 69-71. De geschiedenis ervan gaat terug tot de 13e eeuw.
Raes van Heers was zijn meest bekende en beruchte bewoner. Heers en zijn kasteel werden door de troepen van Karel de Stoute verwoest na hun overwinning in de Slag bij Brustem in 1467. Na de dood van Karel de Stoute, in 1477, herkreeg Raes zijn bezittingen. Raes stierf echter enkele maanden later, eveneens in 1477. Het huidige kasteel is een resultaat van herbouw, en stamt uit omstreeks 1500. In 1676 kwam een garnizoen van de Republiek der Nederlanden in het kasteel, dat daarop door Franse troepen onder leiding van Godefroi d'Estrades werd gebombardeerd. De Hollanders kregen versterking en verjoegen de belegeraars, die echter later dat jaar nog een poging waagden, en het gedurende twee dagen daadwerkelijk in bezit hadden.

 

Karrenhof

Christiaen Lauw en zijn echtgenote Gertrude Boden lieten in 1799 het Karrehof bouwen als een woonhuis en twee landgebouwen.
In 1892 kwam de hoeve in handen van Marie-Octavie Boden en haar echtgenoot Guillaume Vanmarsenille, een latere burgemeester van Batsheers. Vervolgens werd de hoeve overgedragen aan zijn broer Florent, de overgrootvader van de huidige eigenares. In 1983 werd de hoeve verbouwd tot een van de eerste verblijven voor hoevetoerisme in Limburg. Sindsdien hebben talloze gasten genoten van een aangenaam verblijf en van de kookkunsten van de gastvrouw. Bij de hoeve hoort een gezellige bloementuin, een speelweide en een boomgaard met heel wat inheemse fruitsoorten. Na recente uitbreidingswerken biedt 't Karrehof plaats aan 35 gasten.

 

De Sint-Stefanuskerk

is een kerkgebouw in Batsheers in de Belgische gemeente Heers in de provincie Limburg. De kerk staat aan de Norbertijnenlaan op een kerkheuvel en wordt omgeven door het ommuurde kerkhof.
Het bakstenen gebouw is een zaalkerk opgetrokken in een sobere, classicistisch-barokke stijl en bestaat uit een uitgebouwde vlakopgaande westtoren met ingesnoerde naaldspits, een eenbeukig schip met drie traveeën en een koor met een driezijdige koorsluiting. Tegen de oostgevel van het koor is de sacristie aan gebouwd. Het gebouw heeft voor een deel een plint van silex en hoekbanden van kalksteen die mogelijk het restant zijn van de oorspronkelijke romaanse kerk. Het gebouw is verder voorzien van een dropmotief in baksteen onder de dakranden van het schip, koor en de toren, pilasters van baksteen op de hoeken, en getoogde vensters in het schip voorzien van een omlijsting van kalksteen met negblokken in regelmatig verband en hanenkamvormige lateien. De toren heeft een getoogd portaal in de westgevel voorzien van een rechthoekige omlijsting in kalksteen met twee negblokken en neuten, waarboven zich het wapenschild bevindt van de bouwheer abt Frederic Van de Panhuysen, met daar weer boven een venster zoals eerder beschreven. In iedere zijde van de toren bevindt zich een getoogd galmgat in baksteen. De kerk heeft vanbinnen een vlakke zoldering en wordt aan de buitenzijde gedekt door een zadeldak.

 

De grotten van Folx-les-Caves in Folx-les-Caves,

een deelgemeente van Orp-Jauche in Waals-Brabant, zijn geen natuurlijk ontstane grotten maar galerijen die eeuwen geleden uitgehouwen werden als ondergrondse groeven.
Ze liggen op een gemiddelde diepte van 16 meter en beslaan ongeveer 6 hectare. Ze bestaan uit twee gangenstelsel genoemd de 'Caves Bodart' en de 'Caves Racourt', die door één afgesloten gang met elkaar verbonden zijn. Een ondergronds beekje dat uitmondt Kleine Gete loopt door de grotten. De grotten zijn boogvormig uitgehouwen. Ze hebben een hoogte tussen 2 en 4 meters met uitschieters tot 8 meter. De als steun overblijvende pilaren staan op 2 tot 8 meter uit elkaar. De wanden vertonen veelvuldig houweelsporen van toen ze uitgehouwen werden.
Over ontstaan en ouderdom van de grotten zijn er geen geschreven bronnen of onderzoeken die hierover uitsluitsel geven. De grotten bestonden al voor 1606. Uit dat jaar is er een boek van Jean-Baptiste Gramaye waarin de “caverna subterranea” beschreven worden. De oudste inscriptie in de grotten draagt de datum 1771.

 

De Abdij van Villers (Frans: Abbaye de Villers) is een voormalige cisterciënzerabdij, gelegen in de Belgische gemeente Villers-la-Ville, waarvan een aantal ruïnes bewaard bleven.

De abdij van Villers werd in 1146 gesticht, als dochterabdij van Clairvaux, door een groepje monniken in opdracht van Sint-Bernardus. De grond werd geschonken door drie plaatselijke landheren (Judith van Marbais, Anselm van Huneffe en Engelbert van Schoten), maar de eerste monniken moesten tot tweemaal toe verhuizen vooraleer zij een geschikte plek vonden die beantwoordde aan de behoeften van de gemeenschap. De bouw van de abdij vond plaats omstreeks 1190-1267. De stichting van de abdij werd bekrachtigd door paus Eugenius III (zelf een leerling van Bernardus) en de Luikse prins-bisschop Hendrik II van Leyen. De abdij lag in het grensgebied van het graafschap Namen en het hertogdom Brabant, maar vanaf 1209 verkoos de gemeenschap uitdrukkelijk om tot de Brabantse invloedssfeer te behoren, een keuze die de hertogen met allerlei weldaden beloonden. De abt van Villers zetelde ambtshalve in de Staten van Brabant.

De abdij beleefde vooral in de 13de eeuw een bloeiperiode, toen de gemeenschap 100 monniken en 300 lekenbroeders telde. Zij verwierf uitgestrekte landeigendommen (op het einde van de 13de eeuw in totaal 10.000 ha., verspreid van de huidige provincies Antwerpen tot Namen), stichtte op haar beurt de abdij van Grandpré (1231) en de Sint-Bernardusabdij te Vremde (1236) alsmede een aantal begijnhoven en nonnenkloosters, waarvan de abten de geestelijke leiders werden.

De culturele uitstraling van Villers was groot: volgens een catalogus uit 1309 telde de bibliotheek 455 volumes, wat voor die tijd een uitzonderlijk groot aantal was. De abt Jan van Brussel (1333-1336) doceerde theologie te Parijs. Het stedelijke refugiehuis van de abdij in Leuven diende tot verblijf van de jonge monniken die in de stad theologie studeerden, en werd later omgevormd tot het universitaire "College van Villers" (door de abt Dionysius van Zevendonck in 1660).

Met de machtsovername door de Bourgondiërs begon stilaan het verval, toen de hertogen inspraak verkregen bij de aanstelling van de abten, hetgeen meer dan eens tot tweedracht leidde. In de 16de eeuw had de abdij zwaar te lijden onder de godsdiensttroebelen. Onder meer in 1544 werden ernstige verwoestingen aangericht door de plunderende Spaanse troepen. De monniken moesten de abdij verlaten en zochten hun toevlucht in verschillende stedelijke refugiehuizen, maar vanaf 1587 kende Villers een nieuwe bloei onder de abt Robert Henrion, die het materiële herstel organiseerde.

De 18e eeuw bracht, met de machtsovername door Oostenrijk, een laatste grote bloeiperiode, totdat de uiteindelijk laatste abt van de abdij Bruno Cloquette openlijk in conflict kwam tegen de religieuze hervormingspolitiek van keizer Jozef II. De keizer, die Cloquette door diens houding mee verantwoordelijk stelde voor de Brabantse omwenteling, liet Oostenrijkse troepen de abdij bezetten en de opstandige abt moest een tijdje vluchten. De orde keerde weer onder keizer Leopold II, maar dat was slechts voor korte tijd.

Toen Frankrijk in 1794 tijdens de Eerste Coalitieoorlog de Zuidelijke Nederlanden binnenviel, koos de abt de zijde van de keizer. Dat was het begin van het einde: op 11 december 1796 werden de kloosterlingen door Franse troepen verdreven. De eigendommen werden openbaar verkocht, en het terrein van de abdij zelf kwam in handen van een zekere La Terrade, een handelaar in bouwmaterialen, die de gebouwen stelselmatig sloopte en het "gerecycleerde" materiaal verkocht. In 1820 werd het terrein opgekocht door Charles-Lambert Huart, die in 1851 de toelating gaf om de spoorlijn Charleroi-Leuven dwars door zijn eigendom te laten aanleggen, wat hem een royale vergoeding opleverde. Wat er overbleef van de gebouwen werd verwaarloosd; de tijd en de elementen deden de rest. In 1893 kwam het terrein uiteindelijk in handen van de Belgische Staat, die sindsdien grootscheepse herstellingswerken liet aanvatten om de ruïne voor verdere aftakeling te behoeden.

 

De kapel wordt vermeld in een geschrift uit 1720. Ze hoorde bij de Ferme de la Jouerie in Marbais.
Ze bevindt zich op de Chaussée de Nivelles en is gewijd aan Notre-Dame des Affligés.
De aangebrachte datum 1750 verwijst daar naar.
Vlakbij bewijst een gedenksteen dat dit ooit een onveilige plek was.
Op 6 juli 1666 werd Philippe Pieret, belastinginner van la Jouerie, er vermoord door struikrovers. Kruispunt N93/N275, Chaussée de Namur, in Marbais.

 

De slag bij Quatre-Bras

was een veldslag die geleverd werd op 16 juni 1815, twee dagen voor de Slag bij Waterloo, bij het strategisch gelegen kruispunt van Quatre-Bras. De weg van Nijvel naar Namen kruist daar de weg van Charleroi naar Brussel. Britse, Hanoveriaanse en Nederlandse legerkorpsen onder leiding van de hertog van Wellington, prins Willem van Oranje-Nassau en de hertog van Brunswijk verdedigden de kruising tegen de linkervleugel van de Grande Armée onder de Franse generaal Ney. Na zijn ontsnapping van Elba op 1 maart 1815 rukte Napoleon in snel tempo op naar Parijs, dat hem zonder gevecht binnenhaalde. Ook maarschalk Ney, uitgezonden om hem tegen te houden, was naar hem overgelopen. Napoleon mobiliseerde de Franse legers voor een gewaagde veldtocht. Hoewel de voortdurende conscriptie uit de voorgaande jaren de Franse bevolking behoorlijk had uitgedund, wist hij toch een leger van 200.000 man op de been te brengen. Na het afsplitsen van diverse korpsen en divisies voor het neerslaan van opstanden in onder andere de Vendée, voor garnizoenen in diverse grenssteden, en voor de bewaking van de Franse oostgrens tegen Oostenrijk, rukte hij met 130.000 man op naar het noorden. Hier trok hij op 15 juni 1815 bij Charleroi de Samber over. Rondom deze stad lag het 1e korps van generaal von Zieten, en grensde het Pruisische leger onder Blücher aan het geallieerde leger onder de hertog van Wellington.

 

Genappe

Het was donker en regenachtig op 17 juni 1815. Napoleon besloot zijn vermoeide leger een pauze te gunnen en een staakt-het-vuren volgde. Ze overnachtten op verlaten boerderij: de Hoeve van Le Caillou. Dit werd uiteindelijk het Laatste Hoofdkwartier van Napoleon, en is nu een museum.
In de boerderij ontdek je alles over die beruchte nacht, de nacht voor de Slag bij Waterloo. Lag Napoleon te bibberen van angst in zijn bed of was hij de rust zelve? In het museum zie je zelfs spullen van die nacht, zoals het veldbed waarop Napoleon sliep. Ook leer je alles over de soldaten van toen en de omwonenden die ineens Napoleon tijdelijk als buurtgenoot hadden.
Je doorloopt het museum op eigen tempo en bepaalt zelf je route. Voor kinderen is de geschiedenis extra speels en interactief gemaakt, met leuke parcours, raadsels en spellen. Ze mogen alles aanraken, uitproberen en op die manier meer leren over de Slag bij Waterloo.

De collegiale Sint-Gertrudiskerk in de Belgische stad Nijvel

is één der oudste en grootste thans nog bestaande romaanse kerken.Ze werd in 1046 gewijd in aanwezigheid van:
De kerk is het resultaat van aanpassingen en verbouwingen aan de voormalige Sint-Pauluskerk. Deze laatste was een van de drie godshuizen van de abdij van Nijvel. Ze was oorspronkelijk gebouwd als grafkerk. Na een brand omstreeks het jaar 1000 richtte de door Sint-Gertrudis gestichte religieuze gemeenschap tussen 992 en 1046 het thans bestaande gebouw op. Vijf kerken, opeenvolgend gebouwd tussen de 7-de en de 10-de eeuw, gingen het huidige romaanse bouwwerk vooraf. Onder de vloer van de middenbeuk van het actuele bedehuis is een archeologische vindplaats waar men de overblijfselen van de oudere kerken kan bezoeken.De overblijfselen van het eerste gebouw herbergen de grafkelders van de eerste religieuze
abdijgemeenschap. In de jongste ruïnes bevindt zich het graf van Ermintrude, de kleindochter van Hugo Capet.Ook enkele Leuvense graven waaronder Hendrik III van Leuven werden hier ter aarde besteld.Toen Gertrudis, zuster van Begga, hier begraven werd, verdrong haar verering die van apostel Paulus met als gevolg dat het bedehuis aan haar werd toegewijd.

Porfiergroeve van Quenast Rebecq

Het porfier is afgekoeld magma van 435 miljoen jaar oud. Door het harmonieuze evenwicht tussen zijn fysische en chemische eigenschappen, is de porfiersteenslag bruikbaar voor alle premiumtoepassingen in de bouwkunst: wegen, betonnen bouwwerken, startbanen, ballastbed van spoorwegen, enz. Het is de beste keuze voor alle toepassingen waar de beste kwaliteit noodzakelijk is. De geschiedenis van de groeve van Quenast begint in de 16de eeuw. Er zijn sporen teruggevonden van bouwwerken in breuksteen van porfier die uit die periode dateren. In de 19de eeuw wordt de productie van artisanale porfierstenen geleidelijk vervangen door een meer industriële organisatie. Na de Tweede Wereldoorlog moet het Belgische wegennet heropgebouwd worden. De uitbaters van de groeve beginnen op grote schaal porfiersteenslag te produceren voor de funderingen en de wegdekken. Nu heeft de groeve van Quenast een elliptische vorm van 1200 op 800 meter. Qua oppervlakte is het één van de grootste groeves van Europa. Sagrex stelt er meer dan 60 mensen te werk voor een jaarlijkse productie van ongeveer 1.800.000 ton porfier.

 

Kasteel van Attre

Brugelette,Attre

Dit kasteel, in 1752 gebouwd in Franse classicistische stijl, bezit nog altijd zijn originele inrichting en stoffering. De weelderige kamers ademen de rococosmaak van de tijd. Er is ook een groot park, doorsneden door de Dender, met een vervallen uitkijktoren, een duiventil, een Zwitsers chalet, een badhuis en de resten van een bouwsel uit 1788, de Rocher (Rots): een kunstmatige heuvel bekroond door een uitkijkplatform.

Het huidige kasteel van Attre werd in het midden van de 18e eeuw gebouwd door graaf François Philippe Franeau d'Hyon van Gomegnies, op de fundamenten van een middeleeuws kasteel dat sinds 1520 in handen was van de familie. De ruwbouw werd voltooid in 1752, en graaf François stierf kort daarna in 1755. Zijn zoon François Ferdinand Franeau d'Hyon zette het werk van zijn vader voort en zorgde ervoor dat de interieurversieringen af ​​waren. Het duurde meer dan 30 jaar voordat het interieur helemaal versierd was.

Het huidige gebouw is in neoklassieke stijl en de interieurs zijn Frans, voornamelijk Louis Quinze .

Naast de landschapstuin en het bospark herbergt het verschillende melancholische "dwaasheden" , zoals de ruïnes van de toren van Belvédère, de 15e-eeuwse duiventil, de hermitage, de Vignou-toren, het Zwitserse chalet, het badpaviljoen, "le Rocher ", een kunstmatige grot.

 

Eglise Saint-Martin

Deze kerk, gebouwd in baksteen en hardsteen, dateert uit 1585. Het is een gotische constructie die een grondige restauratie onderging in de jaren 1980 en 1990.
Aan de buitenkant valt een reliëf met renaissancetrekken op vlak boven de ingangsdeur. Het toont Sint- Maarten die zijn mantel verdeelt.
Het interieur geeft een heel intieme indruk dankzij de koorsluiting, de mooie proporties in het schip, de talrijke beelden en het lichtspel.
Bemerk de triptiek in de midden van het koor, de mystieke delta (symbool van de goddelijke barmhartigheid) onderaan de biechtstoel en de overdekte calvarie rechts van de hoofdingang.

 

La Maison des Géants

Ath

In november 2005 werden de reuzen en de fantastische dieren van negen steden in België en Frankrijk door Unesco ingeschreven op de lijst van immaterieel erfgoed. Wie zijn deze reusachtige figuren die de feesten opluisteren in tal van Europese steden? Kom met hen kennismaken in het Maison des Géants in hartje Ath. In een prachtig decor ontdek je tal van films over feesten hier en elders, maar ook de productie- en draagtechnieken. Stap de wondere wereld van de reuzen binnen en ontdek tal van volkse tradities.

Musée de la Vie rurale

Chièvres

In dit museum in Henegouwen krijg je de indruk dat tijd is blijven stilstaan. In meer dan 40 zalen ontdek je het immer moeilijke leven van weleer. Een oude klas, de molen, agrarische werkzaamheden, landbewerking, smederijen, melkerijen en ateliers van ambachtslui... Het zijn dagelijkse belevenissen van vroeger die je in het museum kan ontdekken via de intensief gebruikte werktuigen en machines.

 

Château de Beloeil

Het kasteel van Beloeil, geklasseerd als Patrimoine majeur de Wallonie, is sinds de 14de eeuw de verblijfplaats van de Prinsen van Ligne. In de talrijke zalen wordt een uitgebreide collectie kunstvoorwerpen uit de 15de tot de 19de eeuw tentoongesteld. De schilderijen eren de leden van de familie en hun heldendaden. De meubelen zijn gemaakt door de beste Franse meubelmakers van de 17de en 18de eeuw. De bibliotheek is 18 m lang en 6 m hoog en telt 20.000 boeken ! De tuinen, midden in een park van 25 ha, zijn geklasseerd als Jardins exceptionnels de Wallonie en behoren tot de mooiste Franse tuinen van Europa. Ze werden ontworpen en aangelegd door tien opeenvolgende generaties en worden zorgvuldig onderhouden om het oorspronkelijke ontwerp uit 1664 te respecteren. De tuin kan worden bezocht met het treintje. AFSPRAAK : Amaryllistentoonstelling (april-mei) – Muzikale nacht van Beloeil (augustus). VOOR KINDEREN : Familiewandeling met audiogids (http://www.familiewandelingen.com/) die vertrekt aan de ingang van het kasteel.
Contact:
Le château de Beloeil
+3269689426
fondschateaudebeloeil@skynet.be
fax+3269688782
http://www.chateaudebeloeil.com
Rue du Château 11, 7970 Beloeil

 

Bernissart

Aangezien er waarschijnlijk nog vele fossielen hier in Bernissart onder de grond zitten, kwam ene Pierre Capront uit het nabije Stambruges op het idee om een ondergronds pretpark te bouwen. Daarbij zou je met karretjes kunnen kijken naar de krijtfossielen. Hij richtte een collectief op: "Recherche des Iguanodons" om fondsen te verwerven. Maar zowel de overheid als de inwoners reageerden lauw: die laatsten vreesden instortingen als er opnieuw zouden iguanodons worden opgegraven. De sponsoring bleef uit en het plan stierf een stille dood.
Wil je nog meer lezen over dit onderwerp? Download dan de digitale special 'Dinosaurussen' via de "Meer informatie" link hieronder.

 

De Abdij van La Ramée is een beschermd historisch monument dat met smaak en respect gerestaureerd werd en waarvan de oorsprong teruggaat tot de 18de eeuw.

 De hoeve ligt in Midden-België, in Waals-Brabant, dicht bij de grens met Vlaanderen.

 Haar dynamisch en professioneel team staat tot uw dienst voor de organisatie van alle soorten evenementen, of het nu om culturele, gezins- of bedrijfsevenementen gaat.

 De hoeve en de schuur werden geklasseerde monumenten en locatie in 1980 en hebben de prijs CAÏUS gewonnen van het Waalse Gewest in 2000. In 2001 kreeg zij de Europa Nostra prijs en in 2002 werd La Ramée erkend als belangrijkste monument van Wallonië.

 

Rongy

Brunehaut,Rongy

Het oorlogsmonument te Rongy herdenkt de militaire en de burgerlijke slachtoffers van de Eerste en de Tweede Wereldoorlog.

Op 3 september 1944 trok de Belgisch/Luxemburgse Belgische 1e Infanteriebrigade (ook wel Brigade Piron) om 16:36 uur bij Rongy België binnen. De brigade was het eerste Belgisch legeronderdeel dat in het kader van de bevrijding voet zette op Belgische bodem. Aan de gebeurtenis herinnert een monument in Rongy. Ook is in de plaats een straat naar de brigade genoemd: Rue de Brigade Piron.

Rongy is een dorp in de Belgische provincie Henegouwen en een deelgemeente van de Brunehaut in het arrondissement Doornik.
De abt en kroniekschrijver Gillis Li Muisis zou in 1272 in Rongy zijn geboren. In Rongy vonden heel wat protestanten hun toevluchten en kwam er ook een protestantse gemeente sinds de 16e eeuw.

 

Brasserie de Cazeau

Henegouwen

In het vierkante gebouw Cazeau zetten twee neven de familietraditie verder. De voorouders van de familie Agache hebben er bier gebrouwen van 1753 tot 1969, het jaar dat Laurent werd geboren. Hij zou echter alleen de bierhandel zien overleven. Vandaag produceren de twee kompanen de Tournay, het enige product van Cazeau en van de stad met de vijf torens. Het is een goudkleurig bier van 7,2°, een puur moutbier zonder toegevoegde kruiden maar vol en licht voor een bier van hoge gisting. Aan mout, water, hop en gist wordt enkel suiker toegevoegd voor de tweede gisting op fles. Nieuwe kuipen hebben de plaats ingenomen van de oude en alchemie zorgt voor de wedergeboorte van het goudblonde nat. Deze magie ervaart de bezoeker tijdens het brouwen.
Contact:
Brasserie de Cazeau
+3269352553
info@brasseriedecazeau.be
http://www.brasseriedecazeau.be
Rue de Cazeau 67, 7520 Tournai

 

Néchin

Estaimpuis,Néchin

Néchin is een dorp in de Belgische provincie Henegouwen, en een deelgemeente van Steenput. In het noorden van Néchin ligt op de grens met de Franse gemeente Leers het grensgehucht Gibraltar.
In Néchin bevindt zich de oudste middeleeuwse locatie waarvan men zeker weet dat deze een strategische rol speelde in het Frans-Vlaams conflict aan het begin van de 14e eeuw. Het betreft de tamelijk goed bewaarde ruïne van het kasteel van Arnold van Audenaerde, bekend als het kasteel van la Royère

Het Kasteel van la Royère, ook wel Kasteel van Néchin, is een van de oudste waterburchten gelegen nabij Steenput in de Belgische provincie Henegouwen.

Het werd gebouwd door Arnulf IV van Oudenaarde, een bekende Vlaamse kruisvaarder (begin 13e eeuw) die zich ook liet opmerken tijdens de Slag bij Bouvines.

Door zijn ligging tussen de rivieren Leie, Schelde en het dorp Spiere ligt de versterking op een zeer strategische plaats en sluit zo de Vlaamse vlakte af voor legers vanuit het zuiden.

De burcht speelde een rol tijdens de Guldensporenslag in 1302. Een Frans garnizoen maakte er de dienst uit. Na de slag werd het kasteel belegerd door Vlaamse milities uit Rijsel, Kortrijk en Ieper. Tijdens de Honderdjarige Oorlog namen roofridders er hun intrek. Met de opkomst van de artillerie nam het belang van het kasteel af als militaire versterking. De burcht is nu een ruïne die staat op de lijst van beschermd erfgoed in Steenput. Er zijn werken aan de gang om het verval tegen te houden. Ondanks zijn unieke Romaanse architecturale eigenschappen is het een weinig bekende site.

 

De Sjouwer

Kortrijk

Tussen 1930 en 1960 trokken heel wat grensarbeiders uit de Kortrijkse regio dagelijks de grens over om in Noord-Frankrijk in de textielindustrie te gaan werken. Ze vertrokken bij het krieken van de dag, eerst te voet, dan met de fiets en nog later met de speciale bussen en treinen voor grensarbeiders.
Ter ere van die grens- en seizoenarbeiders werd in 1974 langs de autosnelweg E3 (de huidige E17) in Aalbeke De Sjouwer ingehuldigd. Het indrukwekkende monument in beton werd ontworpen door de Brusselse architect en beeldhouwer Jacques Moeschal, en werd bovenop de kunstmatige heuvel gebouwd die ontstond bij het uitgraven van de E3. De Sjouwer is 35 meter hoog en heeft vier punten die staan voor de vier windrichtingen. De grootste punt wijst symbolisch richting Frankrijk.

 

Molen 'De Goede Hoop'

Menen

Net buiten het stadscentrum staat de molen "De Goede Hoop". Menen telde vroeger talloze molens. Slechts één is bewaard gebleven en recent ook volledig maalvaardig gerestaureerd. Oorspronkelijk werd de molen als olieslagerij gebruikt. Het korengedeelte kwam pas later in werking. Op heden is enkel het korengedeelte nog in werking. In 1981 werd de molen aangekocht door de stad.
Tijdens het molendraaiseizoen is de molen open voor het publiek. Groepsbezoeken zijn mogelijk na afspraak.

 

Nationaal Tabaksmuseum Wervik

In het Tabaksmuseum in Wervik wordt aan de hand van heel wat voorwerpen de economische en sociale geschiedenis van de tabaksteelt uit de doeken gedaan. Ze huist in de molen, die in de eerste wereldoorlog dienst deed als uitkijkpost voor het Duitse leger over de Leie.
Alle legers deelden gratis sigaretten uit aan hun soldaten. Het kalmeerde de gemoedsgesteldheid en volgens sommigen zou het de jongens ook van vrouwen en drank weghouden. Generaal Pershing, opperbevelhebber van het Amerikaanse leger, wordt vaak geciteerd dat ze meer nog dan voedsel tabak nodig hadden. De oorlog zorgde voor de doorbraak van de sigaret, die pas 30 jaar eerder mechanisch kon geproduceerd worden. De productie en winsten stegen fel en zorgden er voor dat de Amerikaanse en Britse conglomeraten aan de wereldtop kwamen. Duitse tabak kreeg een exotisch Turks imago (Turkije was een bondgenoot).
Organisaties die voor de oorlog op de gevaren van sigaretten wezen trokken hun bezwaren in. Zelfs de YMCA en het Rode kruis hielpen sigaretten verspreiden. De oorlog zou (samen met de tweede wereldoorlog) voor een enorme toename en ‘democratisering’ van rokers zorgen. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) schatte onlangs dat in de 20ste eeuw longkanker 100 miljoen doden maakte, meer dan beide wereldoorlogen samen.
Tijdens 2014-2018 peilt het Tabaksmuseum, via een nieuwe vaste presentatie en jaarlijkse wisselende tentoonstellingen naar de invloed van de Eerste Wereldoorlog op het tabaksgebruik.

 

Onze-Lieve-Vrouwekerk  Nieuwkerke

De driebeukige kerk werd meermaals door protestantse geuzen in brand gestoken, maar werd telkenmale weer opgebouwd. Ze kent een lange geschiedenis. Bij het begin van de elfde eeuw werd de toenmalige kapel tot een kerk omgebouwd met de hulp van de monniken van de abdij van St.-Jan-ten-Berghe. De parochiekerk, die op 15 augustus 1080 door de bisschop van Terenburg werd ingewijd, was in romaanse stijl opgetrokken met een toren op het kruispunt van de beuken. Ze was gemaakt in ijzersteen die in de streek zelf werd opgegraven. De bisschop was verheugd dat zijn bisdom met een nieuwe christelijke gemeenschap en een 'nieuwe kerk' werd verrijkt. Zo kreeg het landgoed de benaming 'Neo-Ecclesia' of 'Nieuwe-Kerk'.

 

Kemmelberg Kemmel

De Kemmelberg is met zijn 156 meter het hoogste punt van de provincie West-Vlaanderen.
Diep onder de Kemmelberg werd net na de Tweede Wereldoorlog in het grootste geheim de zogenaamde Commandobunker van Kemmel gegraven.
De Kemmelberg is, net als de meeste heuvels in de omtrek (Rodeberg, Zwarteberg, Scherpenberg, Katsberg, Kasselberg, Wouwenberg, Kluisberg, Watenberg, ... ) ontstaan uit een duinenformatie toen de Noordzee nog tot daar landinwaarts kwam. In het duinenzand zat heel wat ijzer. Dit vormde door oxidatie met het zand zandsteen. Zo hebben deze heuvels de tand des tijds doorstaan.

De vroegste nederzettingen op de Kemmelberg dateren uit 2.500 jaar, toen Keltische stammen van de Hallstatt-cultuur het gebied bevolkten. De heuvel dankt zijn naam aan Camulos , de Keltische god van de oorlog.

Lichamen op de Kemmelberg in april 1918

Tijdens de Eerste Wereldoorlog was het de locatie van een van de meest woeste veldslagen van de oorlog. Vanwege zijn strategisch belang werd het hevig gestreden in de Vierde Slag om Ieper . Op 25 april 1918 begonnen Duitse keizerlijke troepen, in de hoop een doorbraak naar de Noordzee te forceren , de Franse troepen op de Kemmelberg aan te vallen met gasgranaten. Om 06.00 uur veroverden en veroverden de Duitse Alpenkorps de Kemmelberg, waardoor geallieerde troepen zich terugtrokken uit alle heuvels in de regio. Duizenden Franse soldaten werden afgeslacht. Meerdere straten en kazernes in Duitsland zijn naar deze gebeurtenis vernoemd (Kemmel-Privatweg in Magdeburg , Kemmelkaserne in Murnau ).Friedrich Bertram Sixt von Armin en prins Franz van Beieren waren commandanten, maar Karl Höfer werd gevierd als held van Kemmelberg - de Held vom Kemmelberge . [1] Het werd heroverd tijdens de Slag om de Pieken van Vlaanderen eind september 1918, als een voorloper van de wapenstilstand van 11 november 1918 .

Aan de westelijke voet van de heuvel is er een grote oorlogsbegraafplaats, de Kemmel Number 1 French Commonwealth War Graves Commission Cemetery , met de overblijfselen van meer dan 5.000 Franse soldaten. Op de top van de Kemmelberg staat een herdenkingsmonument, het Monument aux soldats français , gebouwd in 1932 en ingehuldigd door de Franse generaal en oorlogsheld Lacappelle. De herdenkingszuil is 17 meter hoog en stelt de Romeinse overwinningsgodin Victoria voor . In het gebied wordt het monument in de volksmond "The Angel" genoemd.

Een commandocentrum van de NAVO- luchtverdediging bevond zich in een ondergrondse bunker aan de zuidelijke rand van de heuvel in de jaren vijftig. Dit functioneert nu als bezoekerscentrum

 

Loker

Pas op 25 april 1918 wordt Loker door het Duitse leger veroverd bij de zogenaamde Kaiserschlacht. De Kemmelberg en de heuvels rondom vormen een strategisch belangrijk voordeel. In de lente van 1918 zetten de Duitsers alles op alles om de Amerikaanse troepen voor te zijn die pas vanaf juni 1918 in de gevechten betrokken worden. De Duitse voedsel – en munitievoorraden liepen toen al ernstig terug. De aanval was een wanhoopsgok.
Op 25 april staan de Fransen hier weer, vier dagen later weer de Duitsers en nog een dag later weer de Fransen. In mei blijft de strijd duren aan het klooster (hospice). Pas in juli 1918 wordt Loker weer definitief heroverd door de geallieerden.
Achteraan op het kerkhof bij de Sint-Petruskerk zijn er 2 Britse perken met samen 215 graven. Britse medische posten en gevechtseenheden maken gebruik van het kerkhof van 1914 tot 1917. Hier liggen ook 3 Britse ‘deserteurs’ die in februari 1915 terechtgesteld werden.
Het dorp wordt in puin geschoten en zal pas in het eindoffensief terug in geallieerde handen komen. Het grootste deel van de oorlog blijft het relatief rustig.
Achteraan het kerkhof vind je het Loker Churchyard Cemetery.

Loker lag nabij de heerbaan van Kassel naar Kortrijk en was in de Romeinse tijd al bewoond: er werd een Romeins brandgraf gevonden.

In 1072 werd Loker voor het eerst schriftelijk vermeld, als Lokere. Dit kan heldere beek of omheining betekenen. De heren van Loker bewoonden vanaf de 13e eeuw de Galooie-Motte en het nabijgelegen Hof van Loker. In de 12e eeuw waren de heren van Loker van belang: Wouter van Loker was seneschalk van graaf Karel de Goede en werd, samen met de graaf, in 1127 vermoord, waarop de heerlijkheid aan het geslacht Béthune kwam, vervolgens aan Van Hondschoote en Van Horne.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd Loker geheel verwoest, vooral tijdens het Duitse offensief van begin 1918. Hierna volgde herbouw, voornamelijk volgens de vooroorlogse situatie.

 

Wijngoed Entre-Deux-Monts Heuvelland

Het wijndomein Entre-Deux-Monts is één van de meest noordelijk gelegen domeinen van Europa. Gelegen in het uiterste zuiden van West-Vlaanderen, flirtend met de Franse grens, vindt het domein beschutting tussen de Rode- en de Zwarteberg, entre deux monts…
Wijnbouwer Martin Bacquaert maakt er frisse, elegante en aromatische wijnen waarvan er jaarlijks één of meerdere in de prijzen vallen.
Gans het jaar door zijn er groepsbezoeken mogelijk en in de wijnwinkel kunt u terecht voor een degustatie en aankoop van de wijnen. In de degustatieruimte heeft u een prachtig zicht op de wijngaard en het glooiend landschap van Heuvelland!
Openingsuren wijnwinkel: zie www.entre-deux-monts.be
Groepsbezoeken enkel mogelijk op reservatie: info@entre-deux-monts.be of tel. 057 40 19 69
STANDAARDBEZOEK:
Ontdek het verhaal achter het wijndomein tijdens een wandeling in de wijngaard gevolgd door een uitgebreide uitleg in de productieruimte. Daarna word je getrakteerd op een degustatie van 2 wijnen en een professionele bedrijfsfilm. Bij mooi weer kan men nagenieten op het mooie terras!
Duur: 1u-1u15’
Prijs: € 7 pp (€ 140 indien groep < 20 pers.)/ Kinderen 3 t.e.m. 15 jaar: € 5 pp (fruitsap inbegrepen) / € 1 pp toeslag op zon- en feestdagen en na 17u
BLITZBEZOEK (KORT BEZOEK):
Na een korte introductie volgt een degustatie van twee wijnen terwijl de professionele bedrijfsfilm afgespeeld wordt. Bij mooi weer kan men nagenieten op het mooie terras!
Duur: 30-45 min.
Prijs: € 5,50 pp (€ 55 indien groep < 10 pers.) / €1 pp toeslag op zon- en feestdagen en na 17u
BEZOEK UITGEBREID:
Ontdek het verhaal achter het wijndomein tijdens een wandeling in de wijngaard gevolgd door een uitgebreide uitleg in de productieruimte. Daarna word je getrakteerd op een degustatie van 4 wijnen en een professionele bedrijfsfilm. Bij mooi weer kan men nagenieten op het mooie terras!
Duur: 1u30’
Prijs: € 10 pp. (€ 200 indien groep < 20 pers.) / €1 pp toeslag op zon- en feestdagen en na 17u
BEZOEK 'HET WIJNDOMEIN EN ZIJN OMGEVENDE LANDSCHAPPEN':
(enkel mogelijk indien landschapsgids beschikbaar)
Uitgebreide wandeling met landschaps- en cultuurhistorische gids die de wijngaard in een breder kader schetst. Dit alles wordt gevolgd door een uitgebreide uitleg in de productieruimte. Daarna word je getrakteerd op een degustatie van 2 wijnen en een professionele bedrijfsfilm. Bij mooi weer kan men nagenieten op het mooie terras!
Duur: 2u-2u30’
Prijs: € 10 pp. (€ 200 indien groep < 20 pers.

 

Brouwerij Van Eecke Poperinge

Brouwerij Van Eecke is vooral gekend voor zijn Poperings Hommelbier. Aangezien Hommel het locale dialect is voor hoppe, hadden we met Poperings hommelbier een toepasselijk eerbetoon gevonden voor de regio en dit edele product. Ondertussen wordt ons goudkleurig Poperings hommelbier, wereldwijd beschouwd als een hulde aan de nobele brouwerskunst. Geboren uit een blend van ondermeer aromatische zomer en wintergerst, alsook enkel hop uit Poperinge, creëren we met onze eigen specifieke giststreng een hoge gistingsbier met nagisting op de fles die zijn weerga niet kent. Een stevige witte schuimkraag nodigt uit om de geur van groene hoppe, gist en lichte granen te ontdekken. Een volle en verfrissende kruidige smaak verandert het pallet naar lichte citrus, sinaasappel en pompelmoes ondersteund door de hoppe . De honingzachte afdronk laat een licht kruidige komijnzaad smaak uitlopen op een volle hoppesmaak.

 

Belgische Militaire Begraafplaats Adinkerke

Deze begraafplaats staat ook naast een grote medische faciliteit: het veldhospitaal Cabour, de tegenhanger van L’Océan in De Panne. Adinkerke ligt veilig weg van het front en zo komen slachtoffers uit verschillende divisies, afdelingen en legers hier terecht. In 1917 wordt Cabour nochtans, net als L’Océan, verhuist naar een veiliger plaats in Beveren-aan-de-IJzer.
Je vindt hier nog heldenhuldezerkjes, de zerkjes die de Vlaamsgezinden voor Vlaamse (studenten)gesneuvelden voorzagen. In 1925 worden er echter 135 geëlimineerd en verguisd tot de ondergrond van de Heldenweg. Uit onvrede koopt het ijzerbedevaartcomité wat later een stuk grond dat de ijzerbedevaartweide zal worden in Kaaskerke bij Diksmuide.
De bekendste Vlaming die hier wordt bijgezet is de toen wereldberoemde schrijver Emile Verhaeren, intimus van het koningspaar, die in Rouen onder een trein loopt. De familie en Koning Albert zorgen ervoor dat hij hier begraven wordt. Uit vrees voor een Duitse opmars wordt hij nog eens in Wulveringem herbegraven om tenslotte na de oorlog definitief in een graf aan de oevers van de Schelde te Sint Amands te belanden.

 

Plopsaland De Panne

Het meest bezochte pretpark van België!
Meer dan 50 attracties en 10 themazones!
Trek zeker voldoende tijd uit om de 50 magische thema-attracties te ontdekken! Vlieg in twee seconden van nul naar negentig kilometer per uur op Anubis The Ride, tuimel als een echte piraat het water in op de SuperSplash, beklim als een stoere Viking met Halvar de rotsen van de Grote Golf, bedwing als een koene ridder De Draak uit het Kasteel van Koning Samson en leef mee op het dagelijkse ritme van de kabouters in Het Bos van Plop. De themazone Wickieland betovert kleine en grote fans van Wickie de Viking. Zijn de weersomstandigheden wat minnetjes? Dan neemt Maya de Bij je mee op een avontuurlijke reis doorheen het overdekte Mayaland, en geniet je lekker droog van de bedwelmende liveshows met alle Studio 100-artiesten!
Geniet ook het hele jaar door van tal van liveshows en betoverende evenementen!
Deze attractie met korting bezoeken?
Druk meteen je gratis Kustpas af via www.kustpas.be/home/register

 

Paul Delvauxmuseum Sint-Idesbald

De grootste verzameling werken van Paul Delvaux is te zien in het gelijknamige museum in Sint-Idesbald, op meer dan 1000 m² aan vernieuwde ruimte. Het museum nodigt u uit om kennis te maken met de schilderijen, aquarellen, tekeningen, schetsboeken en etsen uit het werk van de internationaal befaamde kunstenaar. U wordt ondergedompeld in een poëtische wereld en treft er de vrouwen en geraamten, de neoklassieke architectuur en de treinen die deel uitmaken van de dagdroom van deze wereldbekende artiest.
Naast de permanente collectie, met een vaak herbewerkte scenografie, biedt het museum elk jaar tijdelijke tentoonstellingen aan met nieuwe perspectieven op een complex en gevarieerd oeuvre.

 

Fietsen langs de taalgrens in België

De boer aan de ene kant spreekt Vlaams, honderd meter verderop spreekt zijn buurman Frans. De taalgrens is ferm en België lijkt hopeloos verdeeld.

VREDIGER DAN aan het begin van de Belgische taalgrens, vijftien kilometer onder Ieper en net boven het Franse plaatsje Armentières, is moeilijk voor te stellen. Het is een modderig plekje tussen het maïs en de suikerbieten. Links van het beekje dat de landweg kruist, met je rug naar Frankrijk, ligt Vlaanderen. Rechts ligt Wallonië. Aan de horizon staat een eenzaam kluitje huizen dat volgens de kaart de naam Clef d'Hollande draagt en ooit de sleutel naar Holland moet zijn geweest.
Een auto nadert vanuit de Vlaamse verte en komt een meter of twee van mij tot stilstand. Twee mannen stappen uit. Ze dragen grote laarzen en lange stokken met stalen punten. Ze zijn de muskusratvangers van de gemeente Heuvelland, vertelt de een, terwijl de ander tegen de auto leunt en een sjekkie draait. Hun gebied stopt bij het beekje, begrijp ik uit zijn onvervalste West-Vlaams, de Walen moeten hun eigen ratten vangen. Dat doen ze alleen niet altijd, waardoor hij toch vaak de grens over moet. ‘Vroeger was het makkelijker’, zegt hij, en wijst naar de overkant. 'Toen hoorde dat nog bij Vlaanderen.’
Het is een raar stukje België, de gemeente Komen-Waasten, of Comines-Warneton. Het is volledig afgezonderd van de rest van Wallonië en maakt er pas deel van uit sinds 1963, toen de taalgrens werd vastgelegd. Dat was destijds nogal een koehandel - 43 gemeentes veranderden van gewest - en ging niet altijd zonder slag of stoot. Vooral hier in Komen-Waasten en in de spiegelbeeldige Voerstreek, de Vlaamse exclave in het oosten van het land, net onder Nederlands Limburg, ging het er tot in de jaren tachtig heftig aan toe. Knokploegen gingen geregeld op de vuist, met elkaar en met de rijkswacht. Doden zijn er niet gevallen, maar het scheelde nooit veel.
Dat is verleden tijd, verzekert de rattenvanger. Zelfs nu de Belgische politici elkaar het licht niet in de ogen gunnen en dreigen met een zogenaamd plan B, de wat laffe codenaam voor de ordinaire splitsing van het land, is er hier van een taalstrijd geen sprake. 'Vroeger wel, maar nu niet meer’, zegt hij. 'Iedereen is hier tweetalig.’ Hij vindt het jammer dat de streek 'verpatst’ is, maar heeft zich erbij neergelegd. 'Het komt nooit meer terug bij Vlaanderen.’
Ik fiets langs dichte cafés en gesloten gordijnen, over heuvels en door bos, langs monumenten en begraafplaatsen voor Britse WOI-militairen, richting de noordoosthoek van deze geïsoleerde strook Wallonië. Daar ligt het stadje Komen, dat begin jaren tachtig in het nieuws kwam toen er een Vlaamse basisschool de deuren opende onder wild getier van scheldende Franstaligen. Ouders en hun kinderen moesten spitsroeden lopen om de klaslokalen te bereiken. 'Het leek Belfast wel’, zegt directeur Tom Vandermeulen.
Daarvan is nu weinig te merken. De eerste paar voorbijgangers, allen Franstalig, weten niet eens van het bestaan van de school. Anderen wijzen me vriendelijk de weg. Problemen? 'Nee hoor, integendeel’, antwoorden ze bijna verrast. 'Steeds meer Franstaligen sturen er hun kinderen naartoe voor het goede onderwijs en om ze tweetalig op te voeden.’
Het gebouwtje ziet er vredig maar verlaten uit. Het is woensdagmiddag, de school is uit. 'De inwoners hebben de school perfect geaccepteerd’, zegt Vandermeulen aan de telefoon. Negen op de tien leerlingen komen inmiddels uit Waalse gezinnen. 'Het is de politiek die ons tegenwerkt.’ Hij heeft het over 'pesterijen’ van de burgemeester, zoals wegwerkzaamheden voor de deur op de eerste schooldag, het voetpad dat opeens stopt voor de school en even verder weer doorloopt, of een kaartje van alle scholen in Komen waar hij dan weer niet op staat.

MIJN ROUTE LOOPT over een van de oudste grenzen van Europa. Of over een gedeelte daarvan, over de grens tussen de Germaanse en de Romeinse wereld. Die is min of meer stabiel gebleven sinds de vroege Middeleeuwen, zeggen taalkundigen, na de Grote Volksverhuizing. Maar het is pas na de Franse Revolutie, wanneer de taal een rol gaat spelen als bindmiddel van de staat, dat de grens een politieke betekenis krijgt. De eerste taalgrenskaarten stammen uit de tijd van Napoleon. En ook Willem I wilde weten welke taal zijn zuidelijke onderdanen spraken, om daar vervolgens wat aan te doen.
Verloren moeite, want de nieuwe Belgische staat van 1830 is eentalig Frans. De taalgrens komt pas weer in beeld bij de geleidelijke erkenning van het Nederlands tegen het einde van de negentiende eeuw. Tot waar mag het Vlaams zich laten gelden? De talentellingen die dat moeten uitmaken, om de tien jaar opnieuw, zijn controversieel want ongeloofwaardig en onberekenbaar. Een vaste grens, zo wordt overeengekomen, moet rust brengen.
De industriële broeinesten van Kortrijk en Lille ben ik eindelijk gepasseerd en het landschap verbetert met de minuut. Ik fiets weer tussen het maïs en de koeien, van dorpje naar dorpje, elk met hun eigen nisjes en kapellen, langzaam richting het oosten.
Het valt me op dat de grens minutieus is opgetekend; met elke straat, struik, en schuur is rekening gehouden. Soms volgt hij een rivier of een heuvelrug, soms maakt hij compleet onlogische bochten en soms klieft hij simpelweg een dorp doormidden, zoals het gehucht Tombroek, net buiten Moeskroen, waar het vuilnis aan de ene kant van de straat op een andere dag van de week wordt opgehaald dan aan de andere.
De mensen spreken ook echt een andere taal aan de andere kant van de taalgrens. Logisch, zou je denken, maar het is een vreemde - en ietwat schizofrene - gewaarwording als je hem twintig keer op een dag oversteekt. De twee talen lopen hier niet geleidelijk in elkaar over, zoals in Straatsburg bijvoorbeeld of in veel andere grensgebieden, maar veranderen abrupt. Een boer spreekt Vlaams en honderd meter verderop spreekt zijn buurman Frans.
Ik fiets langs de Schelde, over de Kluisberg, door de Vlaamse Ardennen en plaatsjes met namen als Zarlardinge, om de hoek bij Goeferdinge. Ik stap af en beklim de muur van Geraardsbergen, stap weer op en daal af naar het pittoreske Edingen, slaap in een weiland van een boer in Sint-Pieters-Kapelle en kom dan, via de oude hoogovens van Clabecq, dicht in de buurt van Brussel.
Tot nu toe is het geen Joegoslavië, integendeel. 'Het zijn de politikers’, is de meest gehoorde verzuchting, 'de mensen hier leven prima samen.’ Ik ben zelfs een beetje teleurgesteld, merk ik. Een burgeroorlog had ik niet verwacht, maar ten minste toch een uitgesproken mening, een boze slogan op de muur, of misschien zelfs een knokpartij. Ik heb welgeteld twee bordjes gezien waarop de Franse vertaling was zwartgeverfd. Dat was in Ronse, een thuishaven van Vlaams activisme. Omstanders dachten dat de gemeente het zelf had gedaan, 'of kinderen’.
Zijn het dan echt alleen de politici? Zou de vastlegging van de taalgrens dan echt rust hebben gebracht? Het begint erop te lijken. Maar, de echte brandhaarden komen nog.

EEN DAARVAN is de gemeente Sint-Genesius-Rode. Het is historisch en officieel Vlaams grondgebied, maar wordt bewoond door een grote meerderheid gegoede Franstalige Brusselaars en niet-Nederlandstalige diplomaten en eurocraten. En: het grenst zowel aan Brussel in het noorden, officieel tweetalig maar de facto Franstalig, als aan Wallonië in het zuiden. Franstalige politici azen daarom al een tijdje op dit rijke stukje land, wat fel wordt bestreden door de Vlaamse.
De villa’s beginnen al in de gemeente ervoor en zetten stug door tot aan het enorme Zoniënwoud, dat begint in Brussel-Zuid en eindigt in Waterloo. Mooie meisjes in cabrio’s rijden van en naar de tennisbaan. Vrouwen wandelen met hun minuscule hondjes; mannen maaien het gras. Het lijkt sprekend op de buurt Zonnedael uit de tv-serie Flodder. Je zou het niet beter kunnen bedenken.
Hoog-Rode is waar de echte rijken wonen. De nakomelingen van oud-president Mobutu van Zaïre hebben er een optrekje. Laag-Rode is waar het kleine centrum is. Ik loop er tegen het kantoortje van de Gordel aan, de jaarlijkse fietstocht om Brussel heen, voor en door Vlamingen, om te laten zien dat het land nog steeds van hen is. Franstalige bewoners tonen traditiegetrouw hun waardering door de nacht ervoor de richtingaanwijzers om te draaien en spijkers op de fietspaden te gooien.
De naambordjes van het culturele centrum zijn gemolesteerd. Op het ene is de Franse vertaling overgeverfd; het andere is al weer schoongemaakt, maar je kunt nog duidelijk zien dat hier de Nederlandse versie het doelwit was. Ik raak aan de praat met een vrouw, een geboren en getogen Rodenaar, die er dertig jaar les gaf op de Nederlandstalige kleuterschool. Ze is noodgedwongen verhuisd naar Halle, vertelt ze, een Vlaamse gemeente niet ver hier vandaan, omdat ze hier geen huis kon kopen. Haar ouders wonen er nog, ze komt nog vaak op bezoek.
Spanningen zijn er genoeg, zegt ze: 'Vroeger was iedereen Nederlandstalig. Nu is meer dan de helft van de kinderen op school Franstalig. En de ouders doen niet eens moeite om op school Nederlands te praten. Of bij de supermarkt, in het centrum. Sommige caissières spreken niet eens Nederlands. Ze praten altijd liever Frans.’
Voor haar is het een verloren zaak. Rode zal nooit meer Vlaams worden. Maar, weet ze te vertellen, voor anderen is dat niet zo. Ze kent toevallig een paar mensen uit de buurt van het Taal Aktie Komitee, een actiegroep die strijdt voor een onafhankelijk en Vlaams Vlaanderen. 'Tot nu toe is het altijd geweldloos gebleven’, zegt ze, 'maar dat hoeft niet zo te blijven. Het zal niet zo gaan als in Joegoslavië, maar als de Vlamingen te veel moeten toegeven [in de regeringsonderhandelingen], dan wordt het zeker rellen.’

MET DIE WAARSCHUWING op zak kies ik weer het hazenpad. Ik fiets dwars door het Zoniënwoud, hopende dat mijn banden het zullen houden, trots op mijn tweedehands Peugeot die ik heb beladen met fietstassen en een tent.
Ze hebben allebei wel een beetje gelijk, bedenk ik ondertussen. De Vlamingen willen hun grondgebied niet kwijt en de Franstaligen willen gewoon overal hun taal kunnen spreken. Ik denk dat het te maken kan hebben met een verschillende interpretatie van de taalgrens. De een ziet het bijna als een staatsgrens, als de bekroning op de eeuwenlange ontworsteling aan een vreemde kolonisator. 'Wij passen ons toch ook aan als we naar Wallonië, of naar Duitsland gaan?’ is een favoriete redeneertruc. De ander ziet de taalgrens meer als een administratieve grens, een hulpmiddel om de boel wat makkelijker te kunnen besturen.
Al snel is er van de Brusselse twisten weinig meer te merken. Ik kom langs landhuizen en kastelen, bij het plaatsje Terhulpen in de buurt, waar de adel vroeger moet hebben geregeerd en geflaneerd. Langs het chique privé-meer van Genval en het plaatsje Ottenburg, waar de taalgrens opeens een scherpe bocht naar het noorden maakt, door velden van wat ik denk dat hoppe, gerst en mout moet zijn naar Hoegaarden. Soms bekruipt me een Blue Velvet-gevoel. De dorpjes liggen er zo lieflijk bij dat het onderhuids wel moet broeien.
De mensen vertellen me hier hetzelfde als eerder, vóór Brussel. 'Heb je dat uit de gazet?’, proest een oud mannetje in het gehucht Walshoutem. 'Laat je toch niks wijsmaken jongen, het gaat prima hier.’ Misschien, bedenk ik, komt dat wel gewoon omdat er hier zo weinig mensen wonen. Het is een uitgestrekte leegte, met hier en daar een verlaten dorpje. Ruimte genoeg. De zon gaat onder als ik de provinciegrens met Luik oversteek. De paraglider boven mij moet een uitzicht uit duizenden hebben.
Toch heeft meer dan een kwart van de Vlamingen op de N-VA gestemd, een nationalistische partij die uiteindelijk streeft naar onafhankelijkheid. Een voorbijganger in Grandville, een klein dorpje dat bedwelmd is door de suikerbietenlucht van de nabijgelegen fabriek, biedt een verklaring: 'De Vlamingen van hier zijn prima mensen. Het zijn die uit het noorden, dat zijn egoïsten.’ Misschien is dat het wel. De buren zijn oké, maar voor de rest zijn het eikels.
De volgende ochtend ontbijt ik met de vriendelijke mevrouw die me liet slapen in haar achtertuin in het Waalse dorpje Cras-Avernas. 'Ik begrijp die Vlamingen wel’, zegt ze. 'We hebben ze vroeger echt vernederd. Wij hadden hier een huisje in de tuin voor seizoenswerkers, dat noemden we het maison des Flamands. Zij waren de eerste gastarbeiders en werden ook zo behandeld.’ Hun nationalisme van vandaag, denkt ze, is dan ook zelden zonder een vleugje revanchisme.
De Voerstreek! Eindelijk, de beruchte brandhaard waar José Happart en zijn mannen vele veldslagen hebben uitvochten met de rijkswacht en de Vlaamse Militanten Orde, om de aanhechting bij Vlaanderen tegen te houden. Daarvoor hoorde het bij de Waalse provincie Luik. De bevolking is gemengd, maar sinds het begin van de eeuw is de meerderheid Nederlandstalig, mede vanwege de vele Nederlanders die zich in de wonderschone streek hebben genesteld.
De eerste tekenen van taalstrijd laten niet lang op zich wachten. Bij binnenkomst in het pittoreske ’s-Gravensvoeren, waar het kerkplein vroeger de arena was, zie ik een aaneenschakeling van vervaagde witte letters op straat: 'Flamands dehors’, Vlamingen buiten, 'Fourons Wallons’, Voeren Waals, en 'Vive Happart’. Een huis staat te koop, 'voor Nederlandstaligen’.
Maar eenmaal op het kerkplein merk ik daar weinig van. De fruitverkoper is Franstalig en spreekt noch verstaat ook maar een woordje Nederlands. Hij staat er al een jaar lang elke dinsdag en heeft nog nooit een probleem gehad. 'De burgemeester’, zegt hij, een Vlaming, 'heeft zelfs een gat in de bestrating laten boren zodat ik er mijn kraam kan vastzetten.’ Een Vlaamse vrouw van begin dertig heeft net fruit gekocht, in het Frans. Ze woont hier al haar hele leven en heeft nog nooit iets gezien of gemerkt, zegt ze.
In de andere dorpjes krijg ik hetzelfde te horen. 'Dat waren mensen van buiten’, zegt een Franstalige vrouw in Sint-Martens-Voeren, 'die hier naartoe kwamen om rel te schoppen. De inwoners zelf hebben altijd goed met elkaar samen geleefd.’ De letters TAK staan geschilderd op een elektriciteitshuisje, voor Taal Aktie Komitee. Op straat dezelfde Franstalige propaganda. De letters zijn vervaagd en bijna niet meer leesbaar, net als de taalstrijd zelf, zo lijkt het.