Routekaart in Google
Route beschrijving
GPX bestand
Fietsvakantie Madrid 2006
Hank
is een dorp in de gemeente Altena, in de Nederlandse provincie Noord-Brabant. Het telt ongeveer 4.310 inwoners, en ligt aan de rand van de Biesbosch. Hank ligt tussen Nieuwendijk en Raamsdonksveer. Het dorp werd aanvankelijk Mariapolder genoemd. Over de betekenis van de naam Hank is veel gefantaseerd. Soldaten zijn hier blijven "hangen" en de vissers hadden hier hun netten "hangen". Waarschijnlijk is de naam echter afgeleid van "hang" of "hank", dat de betekenis heeft van een doodlopende kil of kreek in de buitengronden langs grote rivieren.
Hank is een dorp in Het Land van Altena. In 1188 werd dit gebied ingepolderd en ontstond er een dorpje, Heeraartswaarde of Herradeskerke genaamd. Het maakte deel uit van de Grote Waard. Een eeuw later was er al sprake van een kerkje. Door de Sint-Elisabethsvloed van 1421 werd het dorpje verzwolgen.
Hank is ontstaan als nederzetting aan de dijk van de Zuid-Hollandse Polder (later Nieuwe Dussense Polder), die in de 17e eeuw tussen Werkendam en Dussen werd aangelegd om het gebied opnieuw te kunnen inpolderen. Samen met Nieuwendijk behoort Hank tot de jongste dorpen in het Land van Altena.
De parochie van Hank werd opgericht in 1863 als de parochie Mariapolder. Voordien hoorde Hank bij de parochie Dussen. In 1896 kwam er een klooster van de Zusters van Liefde. De hervormde gemeente werd in 1903 van die van Dussen afgesplitst.
Hank werd in 1944 door oorlogshandelingen grotendeels verwoest. Bij de wederopbouw werd Hank niet meer als dijkdorp, maar als een woonkern herbouwd. Het dorp had ook te lijden onder de watersnood van 1953.
Via een kreek, de Bleeke Kil, bestond destijds nog een verbinding met de Biesbosch en de Bergsche Maas. Veel van de inwoners van Hank waren daarom vissers, ofwel ze sneden riet en hakten griend in de Biesbosch. Ten gevolge van de Deltawerken verloor de Hankse haven haar verbinding met de Biesbosch. De huidige haven van Hank ligt op een andere locatie en heeft een meer recreatief karakter.
Van Heeraartswaarde zijn overblijfselen gevonden in de vorm van fundamenten die op 2 meter diepte lagen. Vermoedelijk zijn de overblijfselen van de ruïnes der stenen gebouwen indertijd als steengroeve gebruikt.
Dongen
De Oude Kerk is de Hervormde kerk van Dongen, gelegen aan Kerkstraat 56. Het westelijke deel van de kerk is een ruïne.
Het eerste gotische kerkje werd gebouwd in de 14e eeuw. Het mat 8 bij 15 meter. In de 15e eeuw werd op dezelfde plaats een grotere kerk gebouwd in Kempense gotiek. Men bouwde eerst het priesterkoor en de twee transepten. Eind 15e eeuw werd de 42 meter hoge toren gebouwd en pas daarna werd de ruimte tussen transept en toren opgevuld met het schip. Aldus ontstond een veel grotere kerk, die 17 bij 51 meter mat.
Tijdens de Tachtigjarige Oorlog had de kerk veel van oorlogshandelingen te lijden, maar in 1640 begon men met het herstel. Het rieten dak werd vervangen door leien, en de oorspronkelijke basilicale vorm werd door een pseudobasilicale vorm vervangen. Op 25 juni 1648 ging de kerk in hervormde handen over. In 1685 werd een raadhuis tegen de kerk aan gebouwd en in 1798 kwam de toren aan de burgerlijke gemeente.
In 1810 werd de torenspits gesloopt, omdat er een semafoor op zou worden geplaatst als onderdeel van de optische telegraafverbinding Amsterdam-Parijs. Met de val van het Napoleontisch bewind verdween ook de semafoor. De Franse tijd bracht ook met zich mee dat de katholieken aanspraak op hun vroegere kerk konden maken. In 1822 werd deze aanspraak afgewezen en de kerk bleef in hervormde handen.
In 1843 vond een restauratie plaats, waarbij neoclassicistische elementen werden toegevoegd. Er werd een muur gemetseld tussen koor en schip, en slechts het schip werd nog voor de diensten gebruikt. In 1860 werd het gemeentehuisje gesloopt en in 1907 waren er zelfs plannen om de kerk te slopen. Dit werd echter verhinderd, doch de kerk werd verlaten. Er was sinds 1922 ook geen predikant meer, zodat de kerk werd verlaten en de gemeenteleden in de pastorie bijeenkwamen. In 1928 stortte, tijdens een storm, het dak van het bouwvallige schip in.
Tussen 1930 en 1932 werden koor en dwarsbeuken hersteld. Ook de torenspits werd herbouwd. Het schip bleef echter in ruïneuze staat. In 1973 werd een stichting opgericht om de kerk te redden, tegenwoordig Stichting De Oude Kerk geheten. Deze kreeg de kerk in 1974 in eigendom. Hierna werden restauratiewerken uitgevoerd, het (pannen-)dak kreeg weer leien, en in het interieur werd een tongewelf aangebracht.
Boswachterij Dorst
is de naam van een uitgestrekt bosgebied dat zich bevindt tussen Rijen, Oosterhout, Teteringen en Dorst. Het meet 1.117 ha en is eigendom van Staatsbosbeheer.
Het gebied bestaat voornamelijk uit grove dennenbos dat in het begin van de 19e eeuw op heidegebied is aangeplant. Dit gebied stond bekend als Seterse Heide. Omstreeks 1850 werd veel bos weer gekapt, omdat het gebied als militair oefenterrein in gebruik werd genomen. Er ontstonden zandverstuivingen, en de nabijgelegen buurtschap Seters moest zelfs met een eikenhakhoutwal tegen het oprukkende zand worden beschermd. In 1899 kreeg Staatsbosbeheer het gebied in bezit. Het werd opnieuw beplant en de militairen vertrokken naar elders.
Enkele heiderestantjes en loofbosjes liggen verspreid in het gebied. Daarnaast zijn er een aantal leemputten die ontstaan zijn door de activiteiten van de voormalige steenfabriek "De Vijf Eiken", die zich te Rijen bevond. In en nabij die leemputten vindt men een interessante vegetatie met onder meer geelgroene zegge, liggende vleugeltjesbloem en grondster.
Broedvogels zijn: sperwer, boomvalk , buizerd, groene specht, zwarte specht, grote bonte specht, kleine bonte specht, middelste bonte specht, ijsvogel, kuifmees, putter, keep, sijs, koolmees en pimpelmees. Van de dagvlinders kunnen bruine eikenpage, heideblauwtje, bont dikkopje, groentje en kleine ijsvogelvlinder worden genoemd.
Voor begrazing zijn er Schotse hooglanders. Vanaf voorjaar 2012 is er gedurende twee jaar een proef geweest om ook Exmoorpony's te laten grazen.
Fort van Oelegem
Oelegem
De Zimmertoren
Lier
De Zimmertoren is een toren in Lier, in de Belgische provincie Antwerpen. De toren is genoemd naar uurwerkmaker Louis Zimmer, en is het resultaat van het verbouwen van de middeleeuwse Corneliustoren die een deel was van de eerste omwalling rond de stad. De toren staat op het Zimmerplein, het vroegere Wilsonplein. Dit plein ligt aan de Binnennete. De kade hier werd vroeger gebruikt om schepen te laden en lossen. Lierenaars spreken daarom ook nog vaak van de "kade" of "kaai" als ze verwijzen naar het Zimmerplein.
Het bouwjaar van de oorspronkelijke toren, een oude vestigingstoren (de Corneliustoren), is niet precies bekend, maar ligt vóór 1425. De toren werd tijdens de bouwfase van de tweede omwalling opgetrokken, maar als onderdeel van de eerste, binnenste stadsmuur. De toren werd in 1812 door het gemeentebestuur verkocht, maar werd na de Eerste Wereldoorlog weer aangekocht, omdat het stadsbestuur de toren wilde afbreken. In 1928 schonk Zimmer de stad Lier een uurwerkmechanisme (de Jubelklok, gemaakt met zijn rechterhand Frans Dirckx en zo genoemd vanwege de viering van 100 jaar Belgische onafhankelijkheid in 1930 bij de officiële inhuldiging van de toren) dat diverse tijden en kosmische en andere periodieke verschijnselen aangeeft. Er werd besloten dit uurwerk onder te brengen in de bouwvallige Corneliustoren, die daartoe tussen 1928 en 1930 werd verbouwd en gerestaureerd en sindsdien Zimmertoren wordt genoemd.[5][4] De inhuldiging van de Zimmertoren vond plaats op 29 juni 1930. De hele verbouwing werd voor het grootste deel uitgevoerd door vrijwilligers, en de kostprijs bedroeg 169.230,40 Belgische frank.
Op het pleintje vóór de toren lag tot 2013 een voorstelling van het zonnestelsel, met de voorstelling van de planetoïden Felix (1664) en Zimmer (3064), die respectievelijk naar Felix Timmermans en Louis Zimmer werden genoemd en die ontdekt werden in 1929 en 1984. In 2013 is de planetencirkel verwijderd en vervangen door een didactische versie in het paviljoen.
De werken van Louis Zimmer worden sedert 1930 in eigendom beheerd door de onafhankelijke vzw Zimmertorencomité Lier die ook huurder is van de gebouwen tot in 2045.
Sinds 1980 is de toren beschermd als monument De klok in de Zimmertoren behoort tot een van de meest karakteristieke klokken van Europa De Wonderklok, die zich sinds 1960 in een paviljoen náást de Zimmertoren bevindt, is het magnum opus van de uurwerkmaker uit Lier. Zimmer kreeg er felicitaties voor van onder anderen Albert Einstein. Deze klok bevat onder meer een van de traagst bewegende mechanische wijzers ter wereld (één omwenteling per 25.800 jaar als aanduiding van de precessie van de aarde). Later breidde Zimmer het geheel nog uit met een planetarium.
Kasteel d’Ursel
Kasteel D'Ursel ( Nederlands : Kasteel van Hingene , ook bekend als Kasteel d'Ursel ) was vroeger de privé zomerresidentie van de hertog van Ursel in Hingene in de gemeente Bornem , provincie Antwerpen , België. Tegenwoordig is het eigendom van de staat en opengesteld voor het publiek.
De eerste bewoner was Diederik van de Werve (1519-1598), zijn nakomelingen verkochten het in 1608 aan Conrad III Schetz . Het landgoed werd de zomerresidentie van het Huis Ursel. De hertogen van Ursel en hun gezin woonden 350 jaar op het landgoed. De oorspronkelijke weergave is te zien in de Flandria Illustrata . Een beroemde inwoner was Conrard-Albert, de eerste hertog van Ursel (1665-1738). Zijn zoon, Charles, 2de hertog d'Ursel, vroeg Giovanni Niccolò Servandoni (1695-1766) om het landgoed van de familie opnieuw in te richten. [1] De voorkant is symmetrisch gemaakt als een paleis .
De hertog ontving hier belangrijke edellieden, zoals Johan von Sinzendorf und Pottendorf (1739-1813) en Joseph de Ferraris. In de 18e eeuw stond het kasteel bekend om banketten en ballen. Huwelijken in de familie werden door het hele dorp gevierd, de hertogen werden lokaal meestal goed gewaardeerd. Op 10 augustus 1876 bezochten de koningin en de hertog en hertogin van Saksen het kasteel en de stad Hignene. In 1894 bezochten Prins Albert en zijn zwager, de Prins van Hohenzollern het kasteel. [2]
Rond 1960 werd het kasteel verkocht door Henri, 8ste Hertog d'Ursel , het meubilair, het familiearchief en de inhoud van de bibliotheek werden uit het kasteel verwijderd. Het Huis van Ursel verliet de stad en koos ervoor om voortaan in Brussel te wonen.
In 1994 verkreeg de provincie Antwerpen het eigendom en herstelde het landgoed in zijn 17e-eeuwse staat. De huidige hertog van Ursel schonk een belangrijk deel van de hertogelijke privécollectie in onderhandse bruikleen ( Commodate ), die tentoongesteld zou worden in de kamers van het landgoed.
Kasteel Marnix de Sainte Aldegonde
Het kasteel Marnix de Sainte-Aldegonde, ook wel kasteel van Bornem genoemd, is gelegen in Bornem in de provincie Antwerpen in België.
Het kasteel ligt aan de Oude Schelde, een zijarm van de Schelde die in de 13e eeuw is afgesneden van de rivier. Het staat op de oude fundamenten uit de 10e of 11e eeuw van een burcht, die bescherming moest bieden tegen de invallen van de Noormannen.[1]
Vervallen en door Spanjaarden leeggeplunderd tijdens de Geuzenoorlogen werd het Land van Bornem in 1587 verkocht[2] aan de Spaanse edelman Pedro Coloma,[3] heer van Bobadilla, die met het Spaanse leger van Alexander Farnese naar de Nederlanden kwam. Hij behoorde tot de rijkste Spaanse adel, en liet het kasteel herbouwen. Ook liet hij in Bornem een klooster bouwen, waar vanaf 1658 verbannen Engelse dominicanen woonden die daar onderwijs gaven. Sinds 1833 is in deze gebouwen de huidige Sint-Bernardusabdij gevestigd. Pedro Coloma stierf op 27 december 1621 en werd in Bornem begraven.
Pedro's zoon Alexandre volgde hem op. Pedro's kleinzoon Jean-François Coloma werd de eerste graaf van Bornem, nadat in 1658 het land van Bornem door koning Filips IV van Spanje tot graafschap verheven was.
Een belangrijk familielid van de huidige grafelijke familie was Filips van Marnix van Sint-Aldegonde, mogelijke auteur van het Wilhelmus. Hij was sinds 1583 buitenburgemeester van Antwerpen en verdedigde zijn stad zonder veel succes tegen Alexander Farnese, de zoon van Margaretha van Parma. Hoewel zijn naam "de Marnix de Sainte-Aldegonde" het laat vermoeden, is hij geen bewoner van het kasteel geweest (de familie De Marnix is namelijk pas eigenaar van het domein geworden in 1773). Tijdens het oorlogsgeweld van de 17e eeuw raakte het kasteel ernstig beschadigd, zodat in 1687 de centrale burchttoren werd gesloopt. Graaf Karel de Marnix, achtste graaf van Bornem, vluchtte met zijn moeder naar Nederland om aan de Franse Revolutie te ontkomen. Het kasteel en het domein werden verbeurd verklaard en in 1799 in Antwerpen openbaar verkocht. In 1802 kocht Karel de Marnix het kasteel en een deel van het domein terug, ging er wonen en werd burgemeester van Bornem tot 1832. In 1880 werd de rest van het kasteel in opdracht van graaf Ferdinand de Marnix de Sainte-Aldegonde gesloopt. Hij gaf opdracht tot het bouwen van een nieuw kasteel aan architect Hendrik Beyaert (1823-1894), die vroegtijdig overleed zodat de werkzaamheden door E. Janlet werden voltooid. In 1895 werden de wachttorens op de brug gebouwd.
Het domein is sinds 1773 in het bezit van de familie De Marnix, waarvan sommige leden sinds 24 april 1881 ook d Pedro Coloma liet in 1592 het sas bouwen om het debiet te regelen op de Oude Schelde. Deze afwateringssluis is op een na het oudste waterbouwkundige waterwerk in België, en het oudste in Vlaanderen. Bij de Oude Schelde bevindt zich een eendenkooi. De oudste eendenkooi dateert uit 1314, Pedro Coloma verbeterde hem in 1612. In die tijd werd een eendenkooi gebruikt om eenden te vangen voor consumptie. Tegenwoordig gebruikt men de gevangen eenden voor wetenschappelijk onderzoek.
Sint-Alexiusbegijnhof
Dendermonde
Het Sint-Alexiusbegijnhof is een begijnhof in de Belgische stad Dendermonde. Het telt 61 huizen die rond een trapeziumvormig binnenplein zijn opgetrokken. Het bestaat op deze plaats sinds 1288.
Vele jaren werden hier eind augustus de Begijnhoffeesten gehouden. In augustus 2005 vonden de laatste Begijnhoffeesten plaats. Ze werden opgedragen aan organisator Luc Dierick, die omgekomen was na een ongeval.
Oorspronkelijk werden deze feesten georganiseerd om geld in te zamelen voor de restauratie van het begijnhof.
Vermoedelijk tussen 1260 en 1272 ontstond in Dendermonde een kleine begijnengemeenschap. In 1288 namen de meeste begijnen hun intrek in een volledig omwald hof. Ze kregen van Robrecht van Bethune (1294) de toelating rond hun kapel een ommuurd kerkhof aan te leggen. Uit de periode 1450-1519 zijn 369 begijnen met naam bekend. In 1578 brak in Dendermonde een beeldenstorm uit. De kerk werd daarbij door geuzen in brand gestoken en de huizen geplunderd en gedeeltelijk verwoest.
Na 1584 begon de heropbouw. Het aantal begijnen liep eerst op van 25 in 1601 tot 250 in 1691, maar vanaf 1700 tekende zich een langzame achteruitgang af. Na de Franse Revolutie werd in 1797 het begijnhof afgeschaft; de goederen werden toegewezen aan de Burgerlijke Godshuizen. Het stadsbestuur verkocht het pand in 1866 aan de Gentse baron Frederik Charles van der Brugghen-de Naeyer, die er 170.027 frank voor betaalde en het nadien aan de begijnen verhuurde.
In het tweede kwart van de 19e eeuw onderging het begijnhof vaak ingrijpende verbouwingen. Na 1866 beschikten de begijnen niet meer over de nodige middelen om de woningen degelijk te onderhouden. Hieruit resulteerde een steeds verder schrijdend verval, waardoor heel wat waardevolle elementen verloren gingen. In 1975 werden er aan het beschermde monument voor het eerst instandhoudingswerken uitgevoerd (daken, lood- en zinkwerk, riolering). Onder leiding van architect A. Van Weyenbergh werd in mei 1990 begonnen met de restauratie van de daken van 30 woningen. Nadien komen de bestrating en groepsgewijze de resterende woningen aan de beurt.
De in 1914 vernielde begijnhofkerk werd in 1927-1928 door de huidige kerk vervangen. De meeste huizen dateren uit de periode 1604-1660.
Met het overlijden van grootjuffrouw Ernestine De Bruyne verdween in 1975 het laatste begijntje uit het Dendermondse stadsbeeld. Ze werd 104 jaar. Om de herinnering aan de begijnen niet te laten verloren gaan, werd in 1980 overgegaan tot de oprichting van een begijnhofmuseum.
Het begijnhof werd in 1942 beschermd als landschap. De verschillende huisjes werden in 1971 beschermd als monument en in 1991 werd de binnenkoer en de verbindingsweg ernaartoe eveneens als monument beschermd.[3] In 1998 werd het met meer dan twaalf andere Vlaamse begijnhoven opgenomen op de werelderfgoedlijst van UNESCO.
Sint-Gertrudiskerk
De oude kerk uit de 12de/13de eeuw is afgebroken. In 1866 werd de nieuwe kerk ingewijd. Ze kreeg twee zijbeuken, een ingebouwde westertoren en een hoge middenbeuk.
Erin bevinden zich schilderijen van J. Pauwels (Christus dood op de schoot van zijn moeder), Bertolotti (Hemelvaart van Maria), J.B. Paggi (Christus, de apostelen en St.-Bernardus) en een paneel toegeschreven aan Hugo Van der Goes (Miraculeuze Mis van St.-Gregorius). De patroonheilige St.-Gertrudis van Nijvel is aanwezig op twee schilderijen van De Riemaecker, maar ook (met haar zus Begga en nicht Wilfretrudis) op de doopvont. Bekijk verder het hoofdaltaar met retabel, het gerestaureerd orgel en een reeks beelden, kandelaars en wijwatervaten die nog uit de oude romaanse kerk voortkomen.
De Kaaihoeve
Zwalm,Meilegem
In het begin van de 19de eeuw werd op deze plek de Kaaihoeve gebouwd. Door de rechttrekking en verbreding van de Schelde in de 20ste eeuw werden de oude meanders echter afgesloten van de rivier en verloor De Kaaihoeve zijn overslagfunctie. In 1993 kreeg het gebouw een nieuwe bestemming als natuureducatief centrum van de provincie Oost-Vlaanderen. Dankzij het landinrichtingsproject van de Vlaamse Landmaatschappij werd dit stukje Scheldevallei een mooi natuurgebied.
Loop zeker eens binnen in de Kaaihoeve en de bijhorende natuurtuin.
Wolvenberg
Oudenaarde,Mater
In het wielrennen is de heuvel vooral bekend door de wielerwedstrijd de Ronde van Vlaanderen. Sinds 1999 is het één van de eerste hellingen waar de renners over moeten op hun weg naar de finish. De Wolvenberg is een smalle asfaltweg met een gemiddeld stijgingspercentage van 6,8%. De top ligt op 75 m hoogte.
Eikenberg
Maarkedal,Maarke-Kerkem
De Eikenberg werd meermaals opgenomen in het parcours van de wielerklassieker Ronde van Vlaanderen. Het is een korte, niet steile klim van 1200 meter, met kasseienstroken.
Oude Kwaremont
Kluisbergen,Kwaremont
De Oude Kwaremont is een helling in de Belgische gemeente Kluisbergen. De beklimming gaat door het dorp Kwaremont, wat tevens de naam van de helling verklaart. Ten westen van de top van de Kwaremont ligt de Knokteberg, ten oosten ervan de hogere Hotondberg.
Cirque Jules Verne
Amiens
Het stenen circus Cirque Jules Verne is één van de zeven stenen circussen die Frankrijk nog bezit. Het was aanvankelijk een houten circus dat in 1875 gebouwd werd. In 1886 nam de stad Amiens de beslissing om het te vervangen door een stenen circus. De naam van Jules Verne, die in dezer tijden raadgever van de stad Amiens was, werd aan het circus gegeven. Sindsdien hebben vele circusgezelschappen hier voorstellingen gegeven, zoals het Circus Barnum and Bailey, het Circus Annie Fratellini om maar een paar te noemen. Maar niet enkel circusgezelschappen hebben het complex gebruikt, ook zangers zoals o.a. Ray Charles en vele andere artiesten traden hier op. Het circus werd gedurende twee jaar voor een grondige renovatie gesloten, en in november 2003 heropend. Er werd vooral werk gemaakt van de koepel om deze de oorspronkelijke uitstraling van weleer terug te geven.
Notre-Dame van Amiens
Amiens
De kathedraal Basiliek van Onze-Lieve-Vrouw van Amiens ( Frans : Basilique Cathédrale Notre-Dame d'Amiens ), of gewoon de kathedraal van Amiens , is een rooms-katholieke kerk . De kathedraal is de zetel van de bisschop van Amiens . Het is gelegen op een lichte heuvelrug met uitzicht op de rivier de Somme in Amiens , de administratieve hoofdstad van de regio Picardië in Frankrijk, zo'n 120 kilometer ten noorden van Parijs.
De kathedraal werd bijna volledig gebouwd tussen 1220 en c. 1270 , een opmerkelijk korte periode voor een gotische kathedraal, waardoor het een ongebruikelijke eenheid van stijl kreeg. Amiens is een klassiek voorbeeld van de hooggotische stijl van gotische architectuur . Het heeft ook enkele kenmerken van de latere Rayonnant- stijl in de vergrote hoge ramen van het koor die halverwege de jaren 50 werden toegevoegd.
De bouwers probeerden de interne afmetingen te maximaliseren om naar de hemel te reiken en meer licht binnen te brengen. Als gevolg hiervan is de kathedraal van Amiens de grootste van Frankrijk, 200.000 kubieke meter (260.000 cu km), groot genoeg om twee kathedralen zo groot als de Notre Dame van Parijs te bevatten.
De kathedraal is vermeld als een UNESCO World Heritage Site sinds 1981. Hoewel veel van zijn oorspronkelijke glas in lood heeft verloren, de kathedraal van Amiens is bekend om de kwaliteit en kwantiteit van het begin van de 13e-eeuwse gotische beeldhouwkunst in de belangrijkste westgevel en het zuidelijke transeptportaal en een grote hoeveelheid polychrome sculptuur uit latere perioden in het gebouw.
Volgens de lokale traditie werd het christendom in de derde eeuw na Christus naar Amiens gebracht door twee christelijke martelaren, bekend als Firmin de Martelaar en Firmin de Belijder. Sint-Maarten werd gedoopt in Amiens in 334. De kerk werd onderdrukt door de invasies van de Vandalen en begon pas aan het einde van de vijfde eeuw, met de doop van Clovis I in 498 of 499. De eerste bisschop van Amiens was Edibus , die in 511 deelnam aan een concilie. Een vroege kathedraal met twee kerken gewijd aan de twee Fermins zou volgens documenten op de plaats van de huidige kerk hebben bestaan, maar er is geen archeologisch bewijs.
Een brand verwoestte de twee kerken en een groot deel van de stad, en tussen 1137 en 1152 werd er een romaanse kathedraal gebouwd om deze te vervangen. In deze kathedraal werd in 1193 de bruiloft van koning Filips II van Frankrijk gehouden . In 1206 ontving Amiens een beroemd relikwie, het vermeende hoofd van Johannes de Doper , gekocht in Constantinopel. Dit relikwie maakte van Amiens een belangrijk bedevaartsoord en gaf het een belangrijke bron van inkomsten (het reliekschrijn werd verwoest tijdens de Franse Revolutie, maar een recreatie die in 1876 door een Parijse juwelier werd gemaakt, met gebruikmaking van een deel van het oorspronkelijke bergkristal, wordt vandaag tentoongesteld in de Kathedraal schatkamer). [9]
Amiens
Picardie
Een gebeurtenis in Amiens iligt aan de basis van het Sint-Maartenfeest op 11 november. Dat is de feestdag is van de heilige Martinus van Tours diein de 4de eeuw na Chr. zou geleefd hebben. Volgens een legende ontmoette hij als lid van een Romeins leger op een dag bij de stadspoort van het Franse Amiens een bedelaar. Het lot van deze man greep Sint Maarten zo aan dat hij besloot zijn kostbare mantel in tweeën te snijden. Hij schonk de bedelaar de helft van zijn mantel, de andere helft was officieel eigendom van Rome. Dit werd prachtig in beeld gebracht door Antoon van Dijck en velel andere kunstenaars (zie figuur). Wist je trouwens dat dit topwerk gewoon in de parochiekerk van Zaventem te bezoeken is? Volgens de legende stond de arme man symbool voor Christus. 's Nachts zou Christus zelf aan Martinus verschenen zijn en iets gezegd hebben als:
"Ik was naakt en gij hebt Mij gekleed."
Martinus van Tours bekeerde zich hierop tot het christendom en nadat hij het Romeinse leger verlaten had, werd hij leerling van de bisschop van Poitiers. Hierna leefde Martinus enige tijd als kluizenaar. Ook werkte hij als duiveluitdrijver en hij stichtte bij Poitiers het eerste klooster op Franse bodem.
Giverny
De op 14 November 1840 in Parijs geboren Claude bracht zijn jeugd door in Le Havre, waar hij de jaren 1856-58 tekenfilms verkocht. Boudin werd op hem opmerkzaam gemaakt en gaf hem zijn eerste aanwijzingen
In 1859, ging hij naar Parijs. Hier studeerde hij aan de Académie Suisse en leerde er oa Pissarro kennen. In de studio van Charles Gleyre, maakte hij kennis met Bazille, Renoir en Sisley in het jaar 1862-63. In zijn schilderijen experimenteerde Monet met de verschillende effecten van licht in de natuur en was met zijn werken in de Salon van 1865 en 66 succesvol. In 1870 trouwde hij met Camille Doncieux, met wie hij samen Pissarro bij het uitbreken van de Duits-Franse oorlog naar London vluchtte. Uiteindelijk keerde hij terug naar Frankrijk en vestigde zich in Argenteuil in de buurt van Parijs. In 1874 nam hij deel aan de eerste Impressionistische tentoonstelling in Parijs; één van zijn schilderijen werd hier tentoongesteld "Impression, soleil levant" dit gaf de naam weer van de gehele stijl. Zijn eerste vrouw Camille stierf in 1879. Hij trouwde met Alice Hoschedé, die stierf in 1911. in 1883 verhuisde hij naar een ruime woning in Giverny, in de buurt van Parijs en werd hier in 1899 geïnspireerd tot vele van zijn laatste schilderijen door zijn Japanse tuinman. Hij op op 6 December 1926.
Claude Monet werd beschouwd als de belichaming van het impressionisme. Hij schilderde de aard en de verschillende gemoedstoestanden gemaakt door het licht. Hij schilderde vaak dezelfde scènes op verschillende tijdstippen van de dag. Het spel met reflecties in het water gefascineerde hem met licht en schaduwen, die hij met name in de vijver van zijn tuin in Giverny maakte.
Giverny is een dorp en gemeente in het Franse departement Eure, regio Normandië. Het dorp ligt ca. 5 km ten zuidoosten van Vernon aan de samenvloeiing van de Seine en de Epte. Het oppervlak van de gemeente is 6,46 km² en het aantal inwoners bedraagt 524 .
Verneuil-sur-Avre
Verneuil-sur-Avre is een voormalige gemeente in het departement Eure in Normandië in Noord- Frankrijk . Op 1 januari 2017 werd het opgegaan in de nieuwe gemeente Verneuil d'Avre et d'Iton
In augustus 1424, tijdens de Honderdjarige Oorlog, werd de slag om Verneuil net ten noorden van de stad uitgevochten. Een Engels leger van 9.000 man versloeg een gezamenlijk Frans-Schots leger van 15.000 man en kreeg als resultaat de controle over Normandië en Aquitaine en vernietigde de Schotse deelname aan de oorlog. De stad werd heroverd in 1449.
Er zijn verschillende bezienswaardigheden in Verneuil-sur-Avre die de moeite waard zijn:
- de Eglise de la Madeleine (St Mary Magdalene Church, gebouwd tussen de 12e en 16e eeuw), die in 1862 werd bestempeld als " monument historique " (nationaal erfgoed), is het embleem van de stad geworden. De toren is een bekend voorbeeld van de laatgotische stijl ( flamboyantgotische stijl genoemd , letterlijk ‘vlammend’). De toren bereikt zijn hoogtepunt op 56 meter (ongeveer 61 meter) en is zichtbaar vanuit het hele omringende landschap en, in de winter, zelfs vanaf de kathedraal van Chartres . Dit gebouw wordt vergeleken met de Tour du Beurre ("Toren van Boter") van de kathedraal van Rouen en de lantaarn-toren van deAbbaye Saint-Ouen de Rouen (St Ouen- kerk), ook in Rouen, hoewel kleiner. Deze toren staat bekend als een van de inspiratiebronnen voor de Tribune Tower in Chicago, een 141 meter hoge wolkenkrabber gebouwd in 1925 (ongeveer 154 meter).
- de Eglise Notre-Dame (Notre-Dame-kerk, 12e-20e eeuw)
- de Tour Grise (Grijze Toren, 13de eeuw) werd gebouwd door de Franse koning Philip Augustus . Het is genoemd naar de stenen die in de constructie zijn gebruikt, die bruin zijn en " grison " worden genoemd ("gris" betekent "grijs" in het Frans).
- de Abbaye Saint-Nicolas (Sint-Nicolaasabdij, 17de eeuw)
- de Espace Saint-Laurent (St Lawrence Hall), een voormalige kerk die momenteel wordt gebruikt als tentoonstellingsruimte
- de ruïnes van de Eglise Saint-Jean (Sint-Janskerk), die in 1944 werd gebombardeerd tijdens de Tweede Wereldoorlog
- het gebouw dat momenteel de gemeentelijke bibliotheek Jerôme Carcopino herbergt (15e eeuw), genoemd naar een historicus uit Verneuil-sur-Avre. Dit gebouw is bestempeld als " monument historique ".
Naast deze bezienswaardigheden heeft Verneuil-sur-Avre voorbeelden van regionale bouwstijlen en vakwerkhuizen die traditioneel zijn voor Normandië. [ nodig citaat ]
Mulsanne
Mulsanne is een gemeente in het Franse departement Sarthe en telt 4847 inwoners . De plaats maakt deel uit van het arrondissement Le Mans, en is mede bekend omwille van de gelijknamige bocht op het racecircuit van Le Mans. Er is ook een Bentley met de naam Mulsanne genoemd naar wat in het Engels de "Mulsanne straight" heet, de zowat vijf kilometer rechte lijn op het circuit.
Saumur
Saumur is een gemeente in het Franse departement Maine-et-Loire en telt 29.857 inwoners . Het is de hoofdplaats van het arrondissement Saumur en het kanton Saumur. Saumur ligt in de wijnstreek van de Loirevallei en heeft een Appellation d'Origine Contrôlée.
Kasteel van Saumur
Het Kasteel van Saumur ligt in de stad Saumur. Het kasteel ligt op een hoger gelegen stuk grond langs de Loire en bepaalt daardoor voor een groot deel het aangezicht van de stad.
Waar nu het Kasteel van Saumur ligt, werd vanwege de strategische positie een slottoren gebouwd door de graaf van Anjou, die het gebied had veroverd op de graaf van Blois. In 1067 werd deze toren verwoest en weer herbouwd. In het begin van de dertiende eeuw kwam het in handen van koning Filips August. Onder zijn kleinzoon, koning Lodewijk IX, die veel hield van kunst en architectuur, beleefde het kasteel zijn bloeitijd. Verschillende koningen na hem voegden iets toe aan het kasteel. In 1589 kwam het in het bezit van de protestantse Hendrik IV, koning van Frankrijk en Navarra. Onder zijn regering werd het kasteel een protestants bolwerk en werd een uitgebreid verdedigingssysteem opgezet. Koning Lodewijk XIV, veranderde het in een staatsgevangenis. Na hem begon het kasteel te vervallen tot het in de twintigste eeuw werd aangekocht door de stad Saumur. Het kasteel werd gerestaureerd, zodat er musea konden worden ingericht: Musée des Arts Décoratifs met kunstvoorwerpen en het Musée du Cheval met een tentoonstelling over paarden. Deze musea zijn er vandaag de dag nog steeds.
Saint-Martin-d'Ary
Saint-Martin-d'Ary is een gemeente in het Franse departement Charente-Maritime en telt 479 inwoners . De plaats maakt deel uit van het arrondissement Jonzac.
Clérac
Clérac is een gemeente in het Franse departement Charente-Maritime en telt 937 inwoners . De plaats maakt deel uit van het arrondissement Jonzac.
Tabanac
Tabanac is een gemeente in het Franse departement Gironde en telt 1054 inwoners . De plaats maakt deel uit van het arrondissement Bordeaux.
Pissos
Pissos is een gemeente in het Franse departement Landes en telt 1231 inwoners . De plaats maakt deel uit van het arrondissement Mont-de-Marsan.
Mélida
Mélida is een gemeente in de Spaanse provincie en regio Navarra met een oppervlakte van 26,11 km². Mélida telt 728 inwoners .
Tudela
Tudela is een gemeente en stad in de regio en provincie Navarra, Spanje, gelegen op 94 kilometer van Pamplona. Tudela is na Pamplona de belangrijkste stad van Navarra. De stad bevindt zich in het zuiden van de regio op de oevers van de rivier de Ebro en op het samenvloeiingspunt met de Queiles. De stad ligt op een hoogte van 294 meter boven zeeniveau.
Las Ventas
Las Ventas is een beroemde arena voor stierengevechten in Madrid.
De arena is gelegen in de wijk Guindalera in het district Salamanca in het oosten van Madrid en werd ingehuldigd op 17 juni 1931. De capaciteit van de arena bedraagt 25.000 zitplaatsen. De arena wordt beschouwd als het centrum van het stierenvechten in Spanje en zelfs in de wereld.
Het gebouw werd ontworpen door architect Espeliú. Het is gebouwd in Mudéjar (Moorse) stijl. De zitjes zijn verdeeld over 10 zones. De prijs varieert afhankelijk van de afstand tot de ring en afhankelijk van zon of schaduw (het laatste is het duurste, gezien de brandende Spaanse zon). De bovenste verdieping wordt Andanadas genoemd, vlak daaronder Gradas, en het grootste gedeelte onderaan heet Tendidos.
Het stierenvechtseizoen begint in maart en eindigt in oktober, en elke zondag worden gevechten gehouden. Tijdens de San Isidro feesten worden elke dag gevechten georganiseerd, en ook op speciale dagen zoals 12 oktober (Spaanse nationale feestdag) wordt er gevochten. De gevechten starten meestal in de late namiddag en duren twee tot drie uur.
Van 1913 tot 1920 werd het stierenvechten in Madrid zo belangrijk dat de capaciteit van de oorspronkelijke arena in Carretera de Aragon niet langer voldeed. Het was José Gómez Ortega, bijgenaamd "Joselito", die besliste dat er een nieuwe, monumentale arena moest worden gebouwd, om de gevechten voor heel Madrid toegankelijk te maken. Zijn vriend en architect José Espeliú startte het project.
De familie Jardón schonk het terrein aan de stad Madrid, onder de voorwaarde dat zij de arena voor vijftig jaar konden uitbaten. Het stadsbestuur ging akkoord met dit voorstel op 12 november 1920 en op 19 maart 1922 werd de eerste steen gelegd, exact in het midden van de toekomstige arena. De constructie kostte ongeveer 12 miljoen pesetas(4,5 miljoen meer dan eerst gepland) en verving de oude arena uit 1874 volledig.
"Las Ventas" werd in 1929 afgewerkt en twee jaar later, op 17 juni 1931 werd een stierengevecht georganiseerd met volledige bezetting, ter inhuldiging. Na afloop werd de arena gesloten wegens de slechte staat van het terrein en pas heropend in 1934.
"Las Ventas" is verdeeld in enerzijds de "arena", en anderzijds zones genaamd "patios". Het gebouw is opgetrokken in mudéjarstijl, met reliëfs uit aardewerk die de wapenschilden van verschillende Spaanse provincies uitbeelden. De arena heeft een diameter van 60 meter. De zitplaatsen zijn verdeeld in 10 "tendidos" (groepen van 27 rijen rondom de arena), sommige in de schaduw en andere in de zon. De prijzen van de toegangskaartjes zijn duurder in de schaduw en in de rijen dichter bij de arena.
De president van de 'corrida' zit in de 10e tendido. De koninklijke loge is gebouwd in arabische stijl (eveneens mudéjar), compleet met badkamer en lift. Tegenover de koninklijke loge bevindt zich een klok. De arena telt vijf poorten, plus drie zogenaamde "toriles", waar de stieren binnenkomen. De poort van de "cuadrillas" tussen tendidos 3 en 4 geeft toegang tot de paardenstallen. Hier komen de picadors (stierenvechters te paard) de arena binnen. De poort tussen tendidos 1 en 2 wordt gebruikt om de kadavers buiten te slepen voor de slachting. De bekende "Puerta Grande" (Grote Poort), ook Poort van Madrid genaamd, ligt tussen tendidos 7 en 8. Door deze poort naar buiten stappen, vooral tijdens de Fiesta de San Isidro, is de droom van elke stierenvechter. In het gebouw zijn verder nog een kabel en een kleine ziekenboeg met twee operatiekamers.
Plaza de Cibeles
Madrid
De Plaza de Cibeles is een plein met een neoklassiek complex van marmeren sculpturen met fonteinen dat een symbool is geworden voor de stad Madrid . Het ligt op de kruising van Calle de Alcalá (loopt van oost naar west), Paseo de Recoletos (in het noorden) en Paseo del Prado (in het zuiden). Plaza de Cibeles heette oorspronkelijk Plaza de Madrid, maar in 1900 noemde de gemeenteraad het Plaza de Castelar, dat uiteindelijk werd vervangen door de huidige naam.
Het wordt momenteel afgebakend door vier prominente gebouwen: het Bank of Spain-gebouw , het Palacio de Buenavista, het Paleis van Linares ("Palacio de Linares") en het Cybele Paleis ("Palacio de Cibeles"). Deze constructies bevinden zich in vier verschillende buurten van drie verschillende aangrenzende wijken : Centro , Retiro en Salamanca .
Cybele Palace en haar fontein zijn in de loop der jaren symbolische monumenten van de stad geworden.
De fontein van Cybele is te vinden in het deel van Madrid dat gewoonlijk de Paseo de Recoletos wordt genoemd . Deze fontein is vernoemd naar Cybele , een Frygische godin. De fontein is traditioneel de plek waar Real Madrid CF hun teamoverwinningen viert, waarbij de teamcaptain een Real Madrid-vlag en sjaal op het standbeeld plaatst.
Het Museo Thyssen-Bornemisza
is een Spaans museum, dat grotendeels opgebouwd is rond een privékunstcollectie. De basis van de kunstcollectie werd gelegd door Heinrich Thyssen-Bornemisza (1875-1947). Diens zoon Hans Heinrich Thyssen-Bornemisza (1921-2002) bouwde de collectie verder uit. Het museum is gevestigd in het Paleis van Villahermosa in Madrid en heeft een bijhuis in Barcelona in het klooster van Pedralbes.
Het familievermogen van Thyssen was afkomstig van grootvader August Thyssen (1842-1926). Hij was de oprichter van de ijzer- en staalfabriek Thyssen. De fabriek groeide uit tot de multinational TBG (Thyssen-Bornemisza Group). Het bedrijf heeft een miljardenomzet in sectoren zoals haven en transport, landbouwmachines en informatietechnologie.
De collectie groeide uit tot de grootste privéverzameling ter wereld, naast die van de koningin van Engeland. Zij was jarenlang gevestigd in Lugano in Zwitserland. Na zes jaar onderhandelen verkocht Hans Heinrich Thyssen-Bornemisza in juli 1993 een belangrijk deel van zijn kunstverzameling aan de Spaanse staat voor de ‘vriendenprijs’ van 250 miljoen euro.
Tijdens de verkoop van een belangrijk deel van de kunstverzameling laaide het conflict op tussen Hans Heinrich Thyssen-Bornemisza en zijn oudste zoon Georg over de verdeling van de bezittingen. De kwestie sleepte jaren voort. Hans Heinrich heeft in februari 2002 nog mogen meemaken dat de juridische strijd in zijn voordeel werd beslecht.
Paseo del Prado
Deze dichtbegroeide, brede en centrale laan is een herkenningspunt voor de stadsbewoners en de locatie van belangrijke culturele en toeristische plekken in de stad, waaronder de zogenaamde Gouden Driehoek van de Kunst , die drie musea omvat: het Prado Museum (met hoogtepunten, zoals Diego Velázquez 's Las Meninas en Francisco de Goya ' s La maja Vestida en La maja desnuda ), het Thyssen-Bornemisza Museum (huisvesting een collectie die overspanningen acht eeuwen van de Europese schilderkunst), en het Reina Sofia Museum (waar Pablo Picasso 's Guernicahangt, tussen een verzameling 20ste-eeuwse kunst). In de buurt bevinden zich het Parque del Buen Retiro en de Casón del Buen Retiro (waar de 19e-eeuwse collectie van het Prado Museum wordt gehuisvest), evenals het hoofdkantoor van de Real Academia Española (de Spaanse taalacademie), de Bolsa de Madrid (de beurs van de stad), en het Congreso de los Diputados (het nationale congres).
De boulevard Paseo del Prado omvat verschillende monumenten en omheiningen die van historisch en artistiek belang zijn, gebouwd in de achttiende eeuw voor het stadsproject Hal van Prado. Voor dit project zijn tal van sier- en landschapsgronden aangelegd. De hoogtepunten van dit project zijn het Villanueva-gebouw (het hoofdgebouw van het Prado Museum), de Koninklijke Botanische Tuinen en drie sculpturale waterfonteinen ontworpen door Ventura Rodriguez , met afbeeldingen van Neptunus , Cibeles en Apollo . [ nodig citaat ]
Een controversieel project van grondige hervorming en revitalisering van de Paseo del Prado en de Paseo de Recoletos, bekend als Plan Especial Recoletos-Prado en geschreven door een internationaal team van architecten onder leiding van Álvaro Siza , [1] werd op 23 goedgekeurd door de gemeenteraad. Juni 2005, maar sinds december 2010 is de milieueffectstudie nog aan de gang [2] en is de wederopbouw niet begonnen.
De Plaza Mayor
is een grote openbare ruimte in het hart van Madrid , de hoofdstad van Spanje . Het was ooit het centrum van Oud Madrid, [1] . Het werd voor het eerst gebouwd (1580–1619) tijdens het bewind van Filips III . Slechts een paar straten verderop is een ander beroemd plein, de Puerta del Sol . De Plaza Mayor is voor de inwoners van Madrid en toeristen om te winkelen, rond te lopen, te eten en te genieten van het buitenleven.
e Plaza Mayor dateert uit de 15e eeuw, waar het oorspronkelijk de "Plaza del Arrabal" heette en werd gebruikt als de belangrijkste markt van de stad. In 1561 werd het plein overgedragen aan de stad Madrid. Koning Filips II gaf de klassieke architect Juan de Herrera de opdracht om het gebied te renoveren. De bouw begon pas tijdens de regering van Filips III in 1617. Juan Gómez de Mora zette de architectonische renovatie voort en werd twee jaar later in 1619 voltooid. De Plaza Mayor heeft in haar geschiedenis drie grote branden geleden. De eerste was in 1631. Juan Gómez de Moranam de reconstructies van het plein na deze brand op zich. De tweede van de branden vond plaats in 1670, waarbij de architect Tomás Román de leiding had over de wederopbouw. De laatste brand nam een derde van het plein in beslag en vond plaats in 1790. Tegenwoordig wordt de architectuur van de Plaza Mayor toegeschreven aan Juan de Villanueva . Hij voerde de wederopbouw uit na de enorme brand in 1790. Daarvoor waren de gebouwen die het plein omsloten vijf verdiepingen. Juan de Villanueva verlaagde de omliggende gebouwen van het plein tot drie verdiepingen, sloot de hoeken en creëerde grote ingangen naar de pleinen. De bouw na de dood van Juan de Villanueva door Antonio López Aguado en Custodio Moreno werd voltooid in 1854.
Tegenwoordig heeft de Plaza Mayor een rechthoekige vorm en benadrukt het de uniformiteit van de architectuur. De Plaza meet 129 mx 94 m (423 ft x 308 ft). 237 balkons zijn aanwezig op de drie verdiepingen tellende woongebouwen die naar binnen gericht zijn richting de Plaza. Om de Plaza Mayor binnen te gaan of te verlaten, zijn er tien ingangen om uit te kiezen, maar er zijn negen poorten. De ingangen heten: 7 de Julio, Arco de Triunfo en Felipe III naar het noorden; Sal, Zaragoza en Gerona in het oosten; Botoneras, Toledo en Cuchilleros in het zuiden; Ciudad Rodrigo naar het westen. In het midden van het plein staat het standbeeld van Filips IIIop een paard, dat in 1848 werd geplaatst. De Plaza Mayor is het toneel geweest van talloze evenementen. Het heeft in de geschiedenis executies georganiseerd. Tegenwoordig is het de locatie van de jaarlijkse kerstmarkt. Het heeft ook stierengevechten en voetbalwedstrijden georganiseerd. Elke zondag en feestdagen is er 's ochtends een markt voor het verzamelen van postzegels en het verzamelen van munten.
In 1880 werd de Casa de la Panadería gerestaureerd door Joaquín María de la Vega. de Casa de la Panadería is het stuk van de gevel dat wordt omlijst door twee torens met twee hoeken. Het is in de geschiedenis voor veel verschillende doeleinden gebruikt. De naam is afkomstig van het oorspronkelijke gebruik van de belangrijkste stadsbakkerij.
In 1921 werd de boerderij gerenoveerd en in 1935 opnieuw door Fernando García de Mercadal. In de jaren zestig sloot het plein zich af voor het wegverkeer en voegde het een ondergrondse parkeergarage toe onder het plein. De laatste van de uitvoeringen op de Plaza Mayor, gehouden in 1992, bestond uit wandversiering, het werk van Carlos Franco, van de Casa de la Panadería, die mythologische figuren zoals de godin Cibeles voorstelt. Tegenwoordig is de Plaza Mayor een belangrijke toeristische trekpleister, maar wordt ook gevierd door de inwoners van Madrid en is het een stukje Spaanse cultuur geworden . Naast de Plaza Mayor aan de Arco de Cuchilleros-straat ligt het Restaurante Botin, het oudste restaurant ter wereld.
De naam van het plein is in de loop van de tijd veranderd. Het staat bekend als "Plaza del Arrabal", "Plaza de la Constitución", "Plaza Real", "Plaza de la República" en nu "Plaza Mayor". Deze namen weerspiegelen gebeurtenissen, geschiedenis en heerschappij in de Spaanse geschiedenis.
"Plaza del Arrabal" was de oorspronkelijke naam van het huidige "Plaza Mayor". De "Plaza del Arrabal" was ooit de locatie van de meest populaire markt tot het einde van de 15e eeuw. Volgens de grondwet van 1812 werden alle grote pleinen in Spanje omgedoopt tot "Plaza de la Constitución". Het droeg ook deze naam 1820 tot 1823, 1833 tot 1835, 1840 tot 1843 en 1876 tot 1922. Toen de Borbón-koning in 1814 werd hersteld, werd het bekend als de "Plaza Real". In 1873 veranderde de naam in "Plaza de la República". Aan het einde van de Spaanse burgeroorlog kreeg het plein de huidige naam "Plaza Mayor". In het midden van het plein staat een bronzen standbeeld van koning Filips III , gemaakt in 1616 door Jean Boulogne en Pietro Tacca . Giambologna 's ruiterstandbeeld van Filips III dateert uit 1616, maar werd pas in 1848 in het midden van het plein geplaatst. Het beeld was een geschenk van de hertog van Florence in die tijd. Het was koningin Isabel II bevolen om het van Casa de Campo te verplaatsen om het middelpunt van de Plaza Mayor te worden.