Google Routekaart

Route beschrijving

GPX bestand

Routeyou Wenen Vianen
PDF – 9,8 MB 70 downloads
Routeyou Wenen Vianen
PDF – 9,8 MB 67 downloads

Wenen (DuitsWien /viːn/; Beiers-OostenrijksWean) is de hoofdstad van Oostenrijk en vormt sinds 1922 een eigen deelstaat. De stad ligt in het noordoosten van het land aan de rivier de Donau. Wenen heeft 1.920.949 inwoners (1 januari 2021), en is daarmee veruit de grootste stad en het cultureel en politiek centrum van Oostenrijk. Internationale organisaties die hun hoofdkantoor in Wenen hebben zijn UNIDOOPEC en IAEA.

In 15 v.Chr. stichtten de Romeinen op de plaats van de huidige binnenstad een militaire post tegen de Germanen. De post lag aan de rivier de Wien en droeg de naam Vindobona. In 1221 kreeg Wenen stadsrechten, in 1438 werd zij rijkshoofdstad, in 1469 bisschopszetel, en in 1526 keizerstad. In de loop der tijd groeide de stad.

In 1529 werd Wenen voor de eerste maal vergeefs belegerd door de Turken, in 1683 was er de tweede Turkse belegering. Gedurende de oorlogen met Frankrijk werd Wenen twee keer door Napoleon ingenomen, in 1805 en 1809. De Franse revolutie van februari 1848 had ook in Wenen haar weerslag. Na de maartrevolutie abdiceerde keizer Ferdinand I ten gunste van zijn neef Frans Jozef I.

Gedurende de Eerste Wereldoorlog werd Wenen weliswaar niet direct bedreigd, maar de economische blokkade van de Centralen leidde tot een gebrek aan vooral voedingsmiddelen en kleding. Het einde van de Eerste Wereldoorlog was ook het einde van de Oostenrijks-Hongaarse monarchie. In 1921 werd Wenen van het omringende Neder-Oostenrijk afgescheiden, en werd een aparte bondsstaat.

In de Kristallnacht op 9 november 1938 werden de synagoges, niet alleen religieuze maar ook sociale centra in het Joodse leven, verwoest.

Aan het eind van de 20e eeuw kreeg Wenen een "skyline" door de bouw van twee wolkenkrabbers, de Andromeda Tower en de Millennium Tower, aan de beide oevers van de Donau.

Wenen telt vele bouwwerken uit de barok, maar ook uit andere stijlperioden. In het begin van de 20e eeuw bloeiden in Wenen de aan art nouveau verwante Sezession- en jugendstil-schilderstijlen. Belangrijkste proponenten waren Gustav Klimt (schilderkunst) en Otto Wagner (architectuur). De bekendste werken van Klimt zijn De Kus en Judith. Wagner ontwierp onder andere vele stations van de Wiener Stadtbahn, de Postsparkasse (postkantoor) en de Kirche am Steinhof. Aan de Karlsplatz vindt men het tentoonstellingsgebouw van de Weense Secession, met de beroemde Beethovenfries van Gustav Klimt.

Het interbellum, de periode tussen 1918 en 1938, kenmerkt zich door Het rode Wenen. Wenen ontwikkelde zich in die periode tot een socialistische stad. Overal werd sociale woningbouw verricht. Het beste voorbeeld hiervan is het Karl-Marx-Hof in Heiligenstadt (noordelijk Wenen). Dit gebouwencomplex werd tussen 1927 en 1930 gebouwd door Karl Ehn, een leerling van Otto Wagner, en omvat 1382 woningen. Na de burgeroorlog van 1934 eindigde deze periode.

Een ander voorbeeld van bijzondere sociale woningbouw is het Hundertwasserhaus, in 1985 gebouwd door Friedensreich Hundertwasser. Het gebouw kenmerkt zich door de felle kleuren, onregelmatige vormen en het vele groen. Hundertwasser ontwierp ook de vuilverbrandingsoven in Spittelau (noordelijk Wenen).

De binnenstad van Wenen staat op de werelderfgoedlijst van UNESCO.

Graz (Beiers: Gráz, Sloveens: Gradec) is de tweede stad van Oostenrijk en de hoofdstad van de deelstaat Stiermarken (Steiermark) men telde per 1 januari 2022 292.630 inwoners[1] en heeft de status van Statutarstadt. De stad is gelegen aan de Mur aan de voet van de Alpen. Graz was in 2003 de culturele hoofdstad van Europa. Graz is bekend om zijn historische binnenstad, de grootste middeleeuwse binnenstad in Midden-Europa. Deze is sinds 1999 opgenomen in de Werelderfgoedlijst van de UNESCO. Graz is een belangrijke industriestad, onder andere Magna Steyr, AVL List, Anton Paar en Andritz AG. Verder bevindt zich in Puntigam de gelijknamige brouwerij die nu onderdeel is van het Heinekenconcern. Puntigamer Bier is het meest verkochte bier in Oostenrijk. Daarnaast is Graz een belangrijk economisch knooppunt voor de regio met onder meer vier universiteiten (40.000 studenten). De Technische Universiteit beschikt over een vermaarde architectuuropleiding.

Het symbool van Graz is de Uhrturm am Schlossberg, een klokkentoren die dankzij zijn ligging op de Schlossberg midden in de stad in grote delen van de stad zichtbaar is.

Graz is de geboortestad van de componist Robert Stolz en zangeres Monika Martin. Ook filmster en gouverneur Arnold Schwarzenegger is in de buurt van Graz opgegroeid. Om die reden heette het Graz-Liebenau-Stadion, waar de clubs SK Sturm Graz en Grazer AK voetballen, van 1997 tot 2005 het Arnold Schwarzenegger-stadion. Controverse over Schwarzeneggers status als voorvechter van de doodstraf maakte hieraan een einde.

Klagenfurt am Wörthersee[1] (BeiersKlångfurtSloveensCelovec) is de hoofdstad van de Oostenrijkse deelstaat Karinthië. De gemeente telt ongeveer 100.316 inwoners (6de van Oostenrijk) en heeft de status van Statutarstadt. Klagenfurt ligt in het zuiden van het land op 447 meter hoogte, even ten oosten van de Wörthersee. De stad beschikt over een kleine internationale luchthaven en over een universiteit. Het is de zetel van het bisdom Gurk-Klagenfurt.

De stad dankt haar naam aan een doorwaadbare plaats in het riviertje de Glan. De eerste vermelding van Forum Chlagenvurth dateert uit 1193 - 1199. In 1246 werd de oorspronkelijke nederzetting door de Karinthische hertog Bernhard van Spanheim op een drogere plaats opnieuw gesticht en deze kreeg in 1252 stadsrechten. Het centrum van dit Klagenfurt lag rond de Alter Platz.

Na een stadsbrand in 1514 werd de stad herbouwd en uitgebreid, waarbij de Neuer Platz het nieuwe middelpunt werd. In de 16de eeuw kreeg de reformatie er veel aanhang, maar vanaf 1600 kwam de stad weer in rooms-Katholieke handen. In 1787 werd Klagenfurt een bisschopszetel. Tussen 1797 en 1809 werd de stad door Franse troepen bezet, die bij hun vertrek de stadsmuren slechtten. In 1863 werd de stad aangesloten op het spoorwegnet.

Stadsbeeld[bewerken | brontekst bewerken]

De belangrijkste monumenten van Klagenfurt dateren van de periode na de stadsbrand van 1514: de dom, die oorspronkelijk protestants was en in 1604 katholiek werd, en het Landhaus, waar de landdag van Karinthië samenkomt.

Symbool van de stad is de Lindwurmbrunnen, de fontein met de lintworm, die volgens de legende moest worden bestreden ten tijde van de stichting van de stad. Deze draak is ook afgebeeld op het stadswapen. De fontein bevindt zich op de Neuer Platz, waar zich ook het raadhuis bevindt. Klagenfurt is de geboortestad van de schrijver Robert Musil, zijn geboortehuis is thans museum. Bij Maiernigg, dicht bij de stad had de componist Gustav Mahler een villa, met 'componeerhuisje'.

Großglockner Hochalpenstraße 

De Großglockner Hochalpenstraße verbindt de deelstaat Salzburg met Karinthië.
Midden in de tunnel bij de pashoogte Hochtor (2504 m) ligt de grens tussen beide deelstaten.

De bochten zijn genummerd vanaf de noordkant en loopt op van 1 naar uiteindelijk 27 aan het begin van de zuidkant.

 

Toen in 1924 een groep van Oostenrijkse experts voorstelde om een weg aan te leggen over de Hochtor werden ze uitgelachen vanwege het idee.
Toendertijd waren er in Oostenrijk, Duitsland en Italië samen slechts 154.000 mensen met een auto en slechts 92.000 motoren.
Oostenrijk zat nog steeds in een economische crisis na het verliezen van de Eerste Wereldoorlog.
Zelfs een bescheiden drie meter brede grindweg met overzichtelijke inhaalpunten leek een onmogelijkheid.
De impuls voor het alsnog aanleggen van de weg, die gemotoriseerd toerisme naar de Alpen moest trekken, kwam uit de beurscrash van de New Yorkse beurs in 1929.
Deze kwam als een grote klap aan bij het destijds arme Oostenrijk. Binnen drie jaar daalde de export met 25 procent.

De regering haalde de plannen voor de weg uit de onderste la om zo 3200 van de 520.000 werklozen aan het werk te kunnen zetten.
Inmiddels was het project ambitieuzer geworden en zou de weg zes meter breed worden om het "extreem grote" internationale verkeer aan te kunnen en de verwachte 120.000 bezoekers te verwerken.
Het plan voor de financiering was ook gebaseerd op deze bezoekersaantallen.
De regering zou het project betalen en het geld terug krijgen door tol te heffen op het gebruik ervan.

Op 30 augustus 1930 om 9:30 klonken de eerste explosieven in de Oostenrijkse Alpen.
Vier jaar later was het leger van arbeiders er in geslaagd om voor de eerste keer de Alpen over te laten steken in een auto.
Er is 870.000 m³ rots verplaatst tijdens de bouw van de weg.

Een jaar later, op 3 augustus 1935 werd de Großglockner Hochalpenstraße voor publiek opengesteld en een dag later volledig in gebruik genomen met een feestelijke internationale auto- en motorrace.
Inclusief het bouwen van de toeganswegen komen de kosten omgerekend naar vandaag de dag op 53,5 miljoen euro.

De planning hield rekening met 120.000 bezoekers in 1930, maar in 1938 waren er al 375.000 bezoekers in 98.000 auto's die de bergweg wilden berijden. Na de Tweede Wereldoorlog duurde het tot 1952 totdat dit record werd verbroken; in dit jaar kwamen er 412.000 bezoekers.
Met hoge groeicijfers werd een hoogtepunt gehaald in 1962: 1,3 miljoen bezoekers.

Met de opening van andere Alpenwegen in 1967 en 1975 veranderde de Großglockner Hochalpenstraße van de enige route dwars door de Alpen naar een excursieweg, vooral bereden vanwege de mooie uitzichten.
Stijgende bezoekersaantallen vroegen om modernisatie van de weg. In 1953 werd de weg verbreed naar 7,5 meter en werden het aantal parkeerplaatsen uitgebreid van 800 naar 4000. De capaciteit steeg zo naar 350.000 voertuigen per jaar.

De weg is in totaal 47,8 km lang en stijgt van 805 meter naar 2504 meter om vervolgens weer te dalen naar 1301 meter en uit te komen in het plaatsje Heiligenblut.

Vanuit Fusch:
Klimgeiten Index:385Top :2504 m Lengte :33.6 km Hoogteverschil :1914 m Gemiddeld stijgingspercentage :5.2 %Maximale stijging :14.2 %Haarspeldbochten :17Bijzonderheden :Bochten zijn genummerd van 1 tot 17.
Betonnen paaltjes geven de afgelegde afstand aan om de 100 meter.

München ([ˈmʏnçən]?BeiersMinga) is de hoofdstad en grootste stad van de Duitse deelstaat Beieren met 1.488.202 inwoners (31 december 2020)[1] de op twee na grootste stad van Duitsland. München is een kreisfreie Stadt en behoort tot de belangrijkste economische en culturele centra in de Bondsrepubliek.

De stad werd in 1158 gesticht door hertog Hendrik de Leeuw, als handelspost nabij een klooster (Münichen). In 1253 resideerden de Beierse hertogen hier.

In de periode na de Eerste Wereldoorlog werd de stad het toneel van politieke onrust. In de strijd tussen links en rechts was even sprake van een socialistische, zogenoemde radenrepubliek, maar uiteindelijk werd München de plaats waar de NSDAP van Adolf Hitler ontstond en groot werd. Adolf Hitler hield regelmatig toespraken in de bierkelders van de stad. In 1923 vond onder zijn leiding een 'putsch' plaats. Deze poging tot machtsovername strandde nabij de Odeonsplatz. De plek wordt tegenwoordig gemarkeerd door een bronzen gedenkteken, waarop de namen van vier gesneuvelde Beierse politiemensen staan gegraveerd. In de naziperiode werden op dezelfde plek juist de zestien gesneuvelde putschisten geëerd met een gedenkteken.

Op 6 juni 1931 werd het grote museum Münchner Glaspalast door een brand volledig verwoest. Hierbij gingen 3.000 kunstvoorwerpen, waaronder schilderijen van beroemde 19e-eeuwse en vroeg-20e-eeuwse meesters, onder wie Caspar David Friedrich, verloren; duizend andere werken werden beschadigd.

Voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog vestigde de NSDAP hier zijn hoofdkwartier. In München bevinden zich nog verschillende bekende 'nazigebouwen', zoals de zogenaamde Führerbau op de Königsplatz en het voormalige Haus der Deutschen Kunst, dat het Glaspalast moest vervangen, aan de Prinzregentenstrasse.

In 1938 vond in München de beruchte Conferentie van München plaats, waarbij door nazi-Duitsland, Italië, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk buiten aanwezigheid van Tsjecho-Slowakije werd bepaald dat het Tsjechische Sudetenland aan Duitsland werd toegewezen.

Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog was de stad voor een groot deel platgebombardeerd. Bij de wederopbouw na de oorlog werd besloten het historische centrum in oude luister te herstellen.

In 1972 vonden in München de zeventiende Olympische Spelen plaats, die werden overschaduwd door een Palestijnse terreuraanslag op de Israëlische sportploeg.

München is een belangrijk internationaal centrum van engineering, wetenschap, innovatie en onderzoek, dat wordt geïllustreerd door de aanwezigheid van twee onderzoeksuniversiteiten en meerdere wetenschappelijke instituten in de stad en haar omgeving. München herbergt het hoofdkwartier van vele multinationale ondernemingen en zijn economie is gebaseerd op hightech, auto's, de dienstensector en creatieve industrieën, evenals onder meer IT, biotechnologie, engineering en elektronica.

In München zijn de hoofdkantoren gevestigd van onder meer Allianz, BMW, FlixMobility, HypoVereinsbank, Infineon, MAN SE, MTU Aero Engines, Münchener Rück, Osram, Rohde & Schwarz, Siemens AG, The Linde Group, Wacker Chemie en BSH Home Appliances (holding van Bosch).

Cultuur

Bezienswaardigheden[bewerken | brontekst bewerken]

Kerken[bewerken | brontekst bewerken]

  • De Frauenkirche (Vrouwenkerk), de hoofdkerk van München, gebouwd tussen 1468-1488 door architect Jörg von Halsbach, ook Ganghofer genoemd, met fraaie westtorens. Ook het interieur is bezienswaardig. De kerk is hoofdmonument van de Beierse bouwkunst.
  • De Asamkerk, gebouwd in 1733 door de gebroeders Asam.
  • De Theatinerkirche, is gebouwd tussen 1663-1688 met 18e-eeuwse gevel.
  • De Sint Michaelskerk uit de 16e eeuw met verschillende praalgraven. Koning Lodewijk II is hier bijgezet in de crypte.

Overige monumenten[bewerken | brontekst bewerken]

Dachau

Het concentratiekamp Dachau was het eerste grootschalig opgezette concentratiekamp van de SS in nazi-Duitsland. Het lag ten oosten van de Zuid-Duitse stad Dachau, ongeveer 20 km ten noordwesten van München. Het was in gebruik van 22 maart 1933 tot aan de bevrijding door Amerikaanse troepen op 29 april 1945.

Het concentratiekamp werd door Heinrich Himmler, leider van de SS (Reichsführer) en politiechef van München, opgericht op het terrein van een voormalige munitiefabriek. Het was het enige kamp dat tijdens de twaalfjarige heerschappij van de nazi’s voortdurend in gebruik was. Het ontwikkelde zich als prototype voor nieuwe concentratiekampen en nam meerdere speciale posities in.

Dachau was de eerste plaats in het Derde Rijk waar een SS-commandant de absolute jurisdictie toebedeeld kreeg en het normale recht met succes buiten werking werd gezet. De SS schiep "een staat binnen een staat" waarin hij politieke tegenstanders vasthield, onderdrukte, martelde en vermoordde.

Na de liquidatie van de SA liet Himmler het concentratiekamp vergroten door de bouw van een nieuwe gevangenis, die aan de voormalige munitiefabriek grensde. De organisatie en ruimtelijke structuur diende later als voorbeeld voor de opbouw van nieuwe concentratiekampen. Het nazi-regime presenteerde het als een voorbeeldkamp en als afschrikking voor politieke andersdenkenden. Dachau was oefenterrein voor SS-bewakers en SS-leidinggevenden die later onder andere in de vernietigingskampen ingezet werden. Dachau was als zodanig geen vernietigingskamp. Wel werden in Dachau meer politieke gevangenen vermoord dan in welk ander kamp ook. Van de 206.000 personen die er gevangen hebben gezeten, stierven er zeker 41.500. Er hebben 1935 niet-Joodse Nederlandse mannen en 200 niet-Joodse Nederlandse vrouwen gevangengezeten. Hoeveel joodse Nederlanders kortere of langere tijd in Dachau als doorgangskamp hebben doorgebracht is niet precies bekend, wegens transporten en dodenmarsen terug naar Dachau in maart en april 1945.[1]

Tegenwoordig bevindt zich op dit terrein het Dachau Herinneringscentrum, dat jaarlijks door circa 800.000 mensen uit de hele wereld bezocht wordt.

Augsburg is een kreisfreie Stadt centraal in Zuid-Duitsland. Het is de hoofdstad van het Regierungsbezirk Zwaben in Beieren en is gelegen aan de rivier de Lech. De stad telt 295.830 inwoners (31 december 2020)[1] op een oppervlakte van 146,93 km². Qua grootte komt de stad in Beieren na München en Nürnberg.

De naam van de stad komt van de Romeinse legerplaats en de latere Romeinse provinciehoofdstad Augusta Vindelicorum (ook wel Augusta Vindelicum genoemd), die in 15 v.Chr. onder de Romeinse keizer Augustus als castrum werd opgericht. Daardoor behoort Augsburg tot de oudste Duitse steden.

Het is de enige Duitse stad met een eigen officiële feestdag, het Augsburger Hohes Friedensfest, dat ieder jaar op 8 augustus wordt gevierd. Sinds 2019 staat het waterbeheersysteem van de stad op de UNESCO-Werelderfgoedlijst.

Augsburg ligt aan de rivieren Lech, Wertach en Singold. Het oudste gedeelte van de stad ligt net als de zuidelijke delen op de noordelijke uitloper van een hoogterras dat tussen de steile heuvelrand van Friedberg in het oosten en de hoge Riedel aan de westelijke heuvelrand is ontstaan. De specifieke ligging vergde reeds in de Romeinse tijd specifieke inspanningen voor de waterhuishouding. De in de middeleeuwen opgebouwde infrastructuur werd in 2019 erkend als UNESCO werelderfgoed als inschrijving Waterbeheersysteem van Augsburg.

In het zuiden ligt het Lechfeld tussen de twee grote rivieren Lech en Wertach, waar bijzondere oerlandschappen bewaard zijn gebleven. De Augsburger Stadtwald en de Lechtalheiden tellen tegenwoordig tot de midden-Europese natuurgebieden met de grootste biologische diversiteit.

Augsburg grenst aan een natuurpark, een groot bosgebied. Maar ook de stad zelf is zeer groen, waardoor Augsburg in 1997 bij de Europese wedstrijd Entente Florale Europe als eerste Duitse stad de prijs voor de groenste en meest leefbare stad in ontvangst mocht nemen. In Beieren is de gemeente Augsburg de stad met het meeste bosbezit, in Duitsland staat Augsburg voor wat betreft bosbezit op de derde plaats.

Bezienswaardigheden[bewerken | brontekst bewerken]

Augsburg ligt aan de Romantische Straße.

Frankfurt am Main (verouderd Nederlands: Frankfort aan de Main, veelal afgekort tot Frankfurt) is de grootste stad in de Duitse deelstaat Hessen en de op vier na grootste stad van Duitsland. De stad ligt aan de oevers van de Main en telt 764.104 inwoners (31 december 2020).[1] De agglomeratie Frankfurt/Rhein-Main, waar Frankfurt het middelpunt van vormt en waar verder onder andere Mainz, Wiesbaden en Offenbach am Main toe behoren, telt meer dan 5,5 miljoen inwoners. Bestuurlijk is Frankfurt een kreisfreie Stadt.

De stad werd voor het eerst vermeld als Frankonovurd aan het eind van de achtste eeuw. In de eeuwen daarna groeide de stad en in de hoge middeleeuwen verkreeg Frankfurt de status van vrije rijksstad. In de vrije stad Frankfort werden gedurende enige eeuwen de keizers van het Heilige Roomse Rijk gekozen en later ook gekroond. In de 19e eeuw was de stad de zetel van de Duitse Bond en de locatie van het Frankfurter Parlement, het eerste vrij gekozen Duitse parlement.

Frankfurt is uitgegroeid tot een Europese metropool. De stad heeft vrijwel alle kenmerken van een wereldstad.[2] De stad is het voornaamste financiële centrum van Duitsland: de Deutsche Bundesbank en de Duitse beurs zijn er gevestigd, evenals de hoofdkantoren van verscheidene grote banken. Frankfurt staat daarnaast bekend als beurzenstad dankzij onder meer de Frankfurter Buchmesse, de jaarlijkse internationale uitgeversbeurs. Als zetel van de Europese Centrale Bank speelt de stad bovendien een grote rol in de Europese economie. Door de centrale ligging, het internationale vliegveld, het snelwegenknooppunt Frankfurter Kreuz en het treinstation is de stad een belangrijk verkeersknooppunt binnen Duitsland en Europa.

Frankfurt is een van de weinige Europese steden die worden gedomineerd door hoge wolkenkrabbers. Hieraan heeft de stad haar bijnaam Mainhattan te danken.

De twee oudste vermeldingen van de naam Frankfurt dateren beide uit het eind van de achtste eeuw, en duiden de stad aan als Frankonovurd (Oudhoogduits) of Vadum Francorum (Latijn). Beide betekenen hetzelfde: voorde van de Franken. Deze voorde, een doorwaadbare plaats in een waterweg, lag in de Main en maakte het bij normale waterstand mogelijk om deze rivier, die destijds veel breder was dan nu het geval is, gevaarloos over te steken. De naam heeft waarschijnlijk zijn oorsprong rond 500 n.Chr., toen de Franken hun gebied uitbreidden en de Alemannen verdreven[3].

Volgens een legende zou de stad zijn gesticht door Karel de Grote tijdens de Saksenoorlogen. Toen hij en zijn troepen, teruggedrongen door de Saksen en onwetend van een voorde, aankwamen bij de Mainoever, werd hen de weg gewezen door een hinde en konden de Franken veilig oversteken, zo vertelt het verhaal. Deze legende verwierf vooral bekendheid dankzij een vermelding in een middeleeuwse kroniek van Thietmar van Merseburg.

De naamsvorm Franconofurd ontwikkelde zich in de middeleeuwen tot Frankenfort of Frankinfort en later tot Frankfort en Frankfurth. De schrijfwijze Frankfurt is sinds het begin van de negentiende eeuw in gebruik geraakt. Ook het naamsdeel am Main (aan de Main) bestaat al lang, reeds in de 14e eeuw kwam het veelvuldig voor in documenten. De stad wordt vaak kortweg aangeduid als Frankfurt, de volledige naam wordt vooral gebruikt als het nodig is om de stad te onderscheiden van 'het andere Frankfurt', namelijk Frankfurt (Oder). Andere aanduidingen zijn Frankfurt/Main, Frankfurt a. M. en Ffm in de omgangstaal en Frankfurt (Main) in de spoorinfrastructuur.

Frankfurt was al in de late steentijd bewoond, en de Romeinen hadden er een nederzetting. De Frankische koning Lodewijk de Vrome maakte Frankfurt tot zijn residentie. In het Heilige Roomse Rijk werd Frankfurt in 1372 een vrije rijksstad, die direct onder de keizer viel. Tussen 1356 en 1792 werden de Duitse keizers in Frankfurt gekozen, vanaf 1562 ook gekroond.

16e-eeuws stadsaanzicht van Frankfurt am Main

In de zestiende eeuw werd de stad een belangrijk centrum van boekdrukkunst en boekhandel in Europa. Frankfurt was aanvankelijk een toevluchtsoord voor hugenoten, die een eigen voorstad Neu-Isenburg stichtten. Hun calvinistische versie van het christendom werd door de lutherse Frankfurters niet gewaardeerd, en latere vluchtelingenstromen verkozen de Rijnpalts boven Frankfurt.

Na de napoleontische tijd werd Frankfurt in 1815 als vrije stad deel van de Duitse Bond. In 1866 echter werd het geannexeerd door Pruisen. Mede door samenvoegingen met omliggende plaatsen groeide het inwonertal snel, via 35.000 begin 19e eeuw, naar 180.000 in 1890, naar 548.000 in 1928.

Het nazi-bewind betekende een schrikbewind voor communisten, sociaaldemocraten, vakbondsleden, Roma, Sinti en Joden, maar daartegen protesteren was voor overige Frankfurters levensgevaarlijk. Ruim elfduizend Frankfurters werden wegens hun Jood-zijn door de nazi’s afgevoerd en vermoord. Door geallieerde bombardementen tussen 1942 en 1945 werd de gehele middeleeuwse oude stad vrijwel weggevaagd, waarbij ruim vijfduizend Frankfurter burgers omkwamen.

Na 1945 werd de stad grotendeels modern herbouwd. Frankfurt nam, mede door zijn gunstige ligging, grootstedelijke functies over die voorheen door Berlijn of Leipzig waren vervuld en werd onder andere het financiële centrum van West-Duitsland en, na de Duitse hereniging in 1990, van heel Duitsland, de stad met het grootste beurzencomplex van heel Europa, de Frankfurter Messe. In 1998 werd het ook het financiële centrum van de Europese Unie. De stad kreeg de bijnamen Bankfurt wegens de honderden banken en Mainhattan wegens zijn stedelijk silhouet van wolkenkrabbers. Tussen 2012 en 2018 werd via het Dom-Römer-Projekt een deel van de oude binnenstad gereconstrueerd.

Koblenz is een kreisvrije stad in Duitsland, gelegen aan de monding van de Moezel in de Rijn en behorend tot Rijnland-Palts. De stad telt 113.388 inwoners (31 december 2020).[1] Hiermee is Koblenz de vierde stad van deze deelstaat, waarvan het tussen 1947 en 1950 de hoofdstad was. De naam van de stad verwijst naar haar ligging: ze gaat terug op het Latijnse confluentes, dat samenvloeiing betekent. De stad ligt voor het grootste deel op de linker Rijnoever, ter hoogte van Rijnkilometer 592.

Op het punt waar Rijn en Moezel samenkomen bevindt zich het Deutsches Eck met een groot monument dat ter ere van keizer Wilhelm I werd opgericht en waar sinds 1993 een replica van zijn in 1945 verwoeste ruiterstandbeeld staat. De naam van deze plek gaat terug op de Duitse Orde, die in deze buurt sinds de 13de eeuw bezittingen had. In het, nog intacte, Deutschherrenhaus van deze ridderorde, het oorspronkelijke Deutsches Eck, bevindt zich sinds 1992 een museum voor hedendaagse Franse kunst, het Ludwig Museum im Deutschherrenhaus.

Fort Ehrenbreitstein en Balduinbrug[bewerken | brontekst bewerken]

Op de rechteroever van de Rijn ligt het fort Ehrenbreitstein, ooit na Gibraltar de grootste rotsvesting van Europa. Aan de voet van de vesting bevindt zich het Mutter-Beethoven-Haus, het huis waarin de moeder van de componist Ludwig van Beethoven werd geboren. Het is nu een museum, gewijd aan de componist, zijn jeugdvrienden uit Koblenz en aan het plaatselijke hofleven.

Van de vele bruggen in Koblenz dateert de oudste, de Balduinbrug over de Moezel, uit de 14e eeuw. Van een brug over de Rijn die de Romeinen hier in de 1e eeuw v.Chr. hadden gebouwd, zijn resten teruggevonden.

Bezienswaardigheden[bewerken | brontekst bewerken]

Kerken[bewerken | brontekst bewerken]

Forten[bewerken | brontekst bewerken]

Bonn is een stad in Duitsland, in de deelstaat Noordrijn-Westfalen, gelegen aan de Rijn op 20 km ten zuiden van Keulen. De stad telt 330.579 inwoners (31 december 2020)[1] op een oppervlakte van 141,06 km². 'Bonn' is ook de naam van een van de vier stadsdelen van de stad Bonn. De stad wordt omringd door Rhein-Sieg-Kreis.

Bonn was vanaf 1949 de regeringszetel van de Bondsrepubliek Duitsland (West-Duitsland). Na de Duitse hereniging verhuisden de Duitse regering en de Bondsdag in 1999 naar Berlijn. Het blijft echter een belangrijke werkplaats, ongeveer 8.000 van de 18.000 Duitse voor de Bond werkzame ambtenaren zitten nog steeds hier en er zijn enkele Duitse ministeries met hoofdzetel in Bonn, onder meer Defensie en Landbouw. Bonn wordt daarom ook Bundesstadt genoemd.

Romeinse tijd[bewerken | brontekst bewerken]

De geschiedenis van de stad gaat terug naar de Romeinse tijd. In 10 v.Chr. bouwden de Romeinen een houten brug over de Rijn, nabij een plaats met de naam Bonna. Later werd deze plaats vergroot om als grensfort te dienen voor het leger, met ruimte voor 7.000 manschappen.

Zowel de nederzetting van de Ubiërs als de aanwezigheid van Romeinse soldaten zijn gedocumenteerd door archeologische vondsten. De nederzetting Ubic lag op de linkeroever van de Rijn tussen de Rijn en het riviertje Gumme, waar nu de universiteit en de munster zijn. Later, rond het jaar 30 werd de nederzetting verplaatst naar waar de Rijn en Sieg samenvloeien.

Het legioensfort Bonn, dat ongeveer 400 jaar bestond, lag direct aan de Rijn in een overstromingsvrij gebied. De bijna vierkante legioensvesting werd gebouwd door Legio I Germanica rond 35 na Chr onder Keizer Tiberius. Met 27,8 ha is het een van de grootste binnen het Romeinse rijk. Na het jaar 89 waren er het Legio XXI Rapax en Legio I Minervia gelegerd. In het oostelijk deel van het fort waren grote opslaggebouwen (lat. horrea), dicht bij een poort die toegang bood tot de waterkant, waar de meeste goederen werden overgeslagen. In de late oudheid werd de muur van het legioensfort versterkt en verbreed tot 2,5 m en een 11-13 m brede sloot werd gebouwd. Het garnizoen werd op dit moment in aantal verminderd, maar de grootte van het fort bleef gedurende 200 jaar onveranderd.

Op 9 januari 2021 is een nominatiedossier voor het werelderfgoed, met daarin het Bonner fort, aan de UNESCO aangeboden.[2]

Middeleeuwen[bewerken | brontekst bewerken]

Het fort groeide uit tot een stad en werd in 1288 een van de residenties van de keurvorst van Keulen en sinds 1597 de enige hoofdstad van het keurvorstendom.

Nieuwe geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

Bonn kreeg meer invloed en groeide sterk in deze tijd. De Nederlandse stadhouder Willem III veroverde in 1673 tijdens de Hollandse Oorlog met 12.000 soldaten en een klein Brandenburgs leger de stad op de bisschop van Keulen en Münster, die daardoor gedwongen werd vrede te accepteren. De inname van de stad betekende ook, dat de Franse aanvoerlijnen werden afgesneden, waardoor de Franse koning Lodewijk XIV genoodzaakt was zich terug te trekken uit de Nederlanden na zijn massale aanval met 120.000 man in 1672.

Clemens August, die regeerde tussen 1724 en 1761, liet diverse gebouwen in late barokstijl bouwen, die nog steeds in grote mate het stadsbeeld bepalen.

Een tweede persoon die zijn stempel op de stad heeft gedrukt was aartsbisschop en keurvorst Maximiliaan Frans van Oostenrijk, die de stad tussen 1784 en 1794 onder zijn hoede had. Hij richtte de universiteit op en stichtte het kuuroord Bad Godesberg. Ook was hij de beschermheer van de jonge Ludwig van Beethoven, die in 1770 in de stad geboren werd. Hij financierde onder andere Beethovens eerste reis naar Wenen.

In 1794 werd de stad ingenomen door de Franse troepen, en werd ze bij het revolutionaire – en vanaf 1798 napoleontische – Frankrijk gevoegd. Na het Congres van Wenen 1815 werden Bonn en het gehele Rijnland toegekend aan Pruisen.

In de Tweede Wereldoorlog bleef Bonn tot de herfst van 1944 grotendeels gespaard voor geallieerde bombardementen. Op 18 oktober 1944 verwoestte een bombardement de binnenstad van Bonn. Ten gevolge van de bombardementen kwamen 1500 mensen om het leven. Op 9 maart 1945 werd de stad door de geallieerden veroverd.

Bonn werd in 1949 uitgeroepen tot de voorlopige hoofdstad van de Bondsrepubliek. Berlijn kon op dat moment als viermogendhedenstad midden in de Sovjet-bezettingszone deze functie niet vervullen. Ook Frankfurt am Main was kandidaat om de voorlopige hoofdstad te worden, maar de voorzitter van de Parlementaire Raad, Konrad Adenauer, die uit het nabijgelegen Keulen kwam, wist een meerderheid in de Parlementaire Raad geporteerd te maken voor Bonn als hoofdstad. De Britten hadden beloofd Bonn in geval van verkiezing los te zullen maken uit hun bezettingszone, terwijl de Amerikanen voor Frankfurt zo'n belofte niet konden doen, omdat er veel Amerikaanse instellingen waren ondergebracht.[3]

Op 10 oktober 1981 betoogden ruim 250.000 mensen en op 22 oktober 1983 ruim 400.000 mensen in Bonn tegen de plaatsing van nieuwe Amerikaanse kernraketten op Duitse bodem. Het zijn de grootste demonstraties tot nu toe in de geschiedenis van de Bondsrepubliek.

De hoofdstadstatus bleef gelden tot de hereniging van Duitsland in 1990, waarna Berlijn weer de hoofdstad werd. Er is daarna veel gesproken over of het nodig was dat het parlement naar Berlijn zou verhuizen. In 1999 verhuisden de Bondsdag en verschillende andere overheidsdiensten naar Berlijn. De Bondsraad deed in 2000 hetzelfde. Wel hebben zes ministeries tot op heden Bonn behouden als vestigingsplaats. Ook hebben de ministeries met hoofdzetel Berlijn een dependance in Bonn.

 

 

Keulen (Duits: Köln, Ripuarisch: Kölle) is een stadsdistrict (kreisfreie Stadt) en metropool in Duitsland, in de deelstaat Noordrijn-Westfalen, gelegen aan de Rijn, ten noorden van Bonn en ten zuiden van Neuss en Düsseldorf. Keulen is met 1.083.498 inwoners (31 december 2020),[1] de op drie na grootste stad van Duitsland en de grootste van Noordrijn-Westfalen. In de agglomeratie wonen ongeveer 2.500.000 mensen. Keulen is de hoofdstad van het Regierungsbezirk Keulen en de officieuze hoofdstad van het Rijnland. De kreisfreie Stadt heeft een oppervlakte van 405,01 km².

De geschiedenis van de stad gaat meer dan 2000 jaar terug. Keulen speelde vanaf de middeleeuwen een belangrijke rol in kerk en politiek. Vroeger was het onderdeel van keurvorstendom Keur-Keulen.

De stad is beroemd om zijn rijke geschiedenis, het culturele en architecturale erfgoed en een aantal grote en internationale evenementen, zoals het carnaval en de handelsbeurzen. Keulen beschikt tevens over een universiteit, een van de oudste van Europa, en over een luchthaven, die het deelt met Bonn.

Het huidige Keulen is door mensen bewoond sinds de oude steentijd, vooral op het Rheinau-Eiland en in de huidige wijken Lindenthal en Woeringen. Ook Kelten hebben aan de Keulse linker Rijnoever geleefd. Tot enkele decennia voor Christus leefden in het gebied dat tegenwoordig Keulen is de Eburonen. Nadat Julius Caesar hen had verslagen, kregen de Ubiërs toestemming zich hier te vestigen. Zij stichtten in 38 v.Chr. een nederzetting op een eilandje in de Rijn Oppidum Ubiorum. De Romeinen vestigden hier tevens het hoofdbestuur en de gouverneurszetel van de provincia Germania Inferior. Ook was hier het hoofdkwartier van de Romeinse Rijnvloot. De nederzetting groeide uit tot een flinke stad. Ter ere van keizer Nero's in Keulen geboren moeder Agrippina, de latere echtgenote van keizer Claudius werd de stad omgedoopt tot Colonia Claudia Ara Agrippinensium (CCAA) en werd ze ommuurd.

Gedurende de Grote Volksverhuizing werd de stad bezet door de Franken die er ook een van hun belangrijkste bestuurscentra vestigden. Door alle invasies en onrust van de 4de tot en met 6e eeuw liep de bevolking wel flink terug, maar Keulen bleef nog steeds een van de grootste steden ten noorden van de Alpen.

Al in de vroege Middeleeuwen begon de stad weer te groeien omdat de ligging op het kruispunt van grote handelswegen en de Rijn belangrijk bleef. Ook de bisschop van Keulen bleef steeds een belangrijke figuur op het politieke toneel van de Middeleeuwen en domineerde ook lange tijd het zuidelijke grensgebied van het huidige Nederland. Vanaf ongeveer 953 behield de bisschop van Keulen slechts het wereldlijk gezag over een smalle strook van 150 km lang aan de linkeroever van de Rijn. Toch was dit voldoende om tot de voornaamste hoogwaardigheidsbekleders van het Heilige Roomse Rijk te horen, met name als keurvorst van het zogenaamde Keur-Keulen.

In de slag bij Woeringen in 1288 vocht het contingent van de Keulse burgers aan de kant van de hertog van Brabant, de vijand van de bisschop. Dankzij de nederlaag van de bisschop kon de stad zich van diens heerschappij bevrijden en in feite een onafhankelijke stadstaat worden midden in de rest van het keurvorstendom, dat onder het gezag van de bisschop bleef. Die bisschop zou voortaan zijn zetel hebben te Bonn. Rond 1367 was Keulen met 40.000 inwoners de grootste stad van het Rijk. In 1475 bevestigde keizer Frederik III officieel de status van Keulen als vrije rijksstad, en dat zou ze ruim drie eeuwen blijven.

 

 
Een verwoest Keulen in 1945

 

Tijdens de reformatie bleven zowel de stad als het omliggende bisdom katholiek. Na de Vrede van Westfalen nam, naast de Beierse, ook de Franse invloed in Keulen toe. Bij de vrede van Lunéville kwam Keulen met de hele linker-Rijnoever bij de Franse Republiek.

Bij het Congres van Wenen na de val van Napoleon werd Keulen Pruisisch, maar het Franse recht bleef gelden. In de nieuwe tijd verminderde de invloed van Keulen buiten het Rijnland maar bleef de stad toch verreweg economisch, cultureel en staatsrechtelijk de belangrijkste stad tot aan de Industriële revolutie.

Het centrum van Keulen werd in de Tweede Wereldoorlog zwaar gebombardeerd. Nadat de verwoestingen van de oorlog hersteld waren, groeide de stad weer snel uit tot zijn aloude positie van een van de belangrijkste steden van Duitsland.

Nijmegen ( uitspraak (info / uitleg)) (in het Nijmeegs: Nimwèège, Duits: Nimwegen, Latijn: Noviomagus, Frans: Nimègue, Spaans en Italiaans: Nimega) is een stad en gemeente in de Nederlandse provincie Gelderland, dicht bij de grens met Duitsland. De gemeente telt 179.073 inwoners (31 januari 2022) en is qua inwonertal de grootste gemeente van Gelderland en daarnaast de tiende van Nederland.[1]

De stad ligt grotendeels op de zuidelijke oever van de Waal, aan de voet van een stuwwal. Na de Tweede Wereldoorlog breidde de stad zich naar het zuiden en westen uit. Eind jaren negentig volgde de uitbreiding naar het noorden, de rivier over: de zogenoemde Waalsprong. In het gebied rond en tussen de reeds bestaande dorpen Lent, Ressen en Oosterhout is vanaf eind jaren negentig veel nieuwbouw gepleegd.

Nijmegen heeft een lange geschiedenis die meer dan 2000 jaar teruggaat. Als Ulpia Noviomagus Batavorum kreeg het rond het jaar 100 marktrechten. In 1230 werd Nijmegen vrije rijksstad en in 1402 hanzestad. Nadat Nijmegen tussen 1655 en 1679 al eens een Kwartierlijke Academie huisvestte, is de stad sinds de komst van de Katholieke Universiteit (sinds 2004 ook bekend als Radboud Universiteit) in 1923 een universiteitsstad.[2] De gemeente is aangesloten bij het samenwerkingsverband Euregio Rijn-Waal. Van oudsher maakt Nijmegen met enkele andere gemeentes in de omgeving, zoals Wijchen, Beuningen en Berg en Dal, deel uit van het Rijk van Nijmegen.

Naamgeving[bewerken | brontekst bewerken]

De Latijnse term Noviomagus kan worden teruggevoerd op de Keltische woorden magos ('vlakte' of 'markt') en novio ('nieuw'). De Romeinen latiniseerden dit vervolgens tot Noviomagus. Ze gebruikten deze term als toponiem om verschillende steden mee aan te duiden. Nijmegen werd Ulpia Noviomagus Batavorum genoemd. In de tijd van Karel de Grote heette de stad Numaga, dat mettertijd in Nieumeghen ('Nieuw-megen') of Nymegen veranderde.

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

 Zie Geschiedenis van Nijmegen voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Oudheid[bewerken | brontekst bewerken]

 

 
Gezicht op de Waal en de Valkhofburcht door Jan van Goyen, 1641

 

Nijmegen is de oudste stad van het huidige Nederland en vierde in 2005 zijn 2000-jarig bestaan.[3] Tijdens het Romeinse Rijk was Nijmegen onderdeel van de Limes, de grens tussen het Romeinse Rijk en de verschillende zogenaamde Germaanse gebieden. In Nijmegen was van 71 tot 104 het 10e legioen van de Romeinen gelegerd. Er is tijdens het Romeinse bewind een groot fort (castrum) gebouwd op een heuvel aan de Waal, een paar onderdelen zijn daar nog van over. Er worden ook nog regelmatig opgravingen gedaan waarbij Romeinse restanten worden gevonden. Langs de Waal waar nu het Waterkwartier ligt ontstond een nieuwe nederzetting die van de Romeinse keizer Trajanus (oorspronkelijk van Itálica, Spanje) tussen 98 n.Chr. en 102 n.Chr. onder de naam Ulpia Noviomagus Batavorum stadsrechten kreeg.

De stad werd gevormd als handelsnederzetting naast het Romeinse castrum. Dit bood een voordeel omdat de markt daardoor door de legionairs beschermd kon worden en bovendien omdat de legionairs ook vele goederen nodig hadden, waar ze bovendien een goede prijs voor konden betalen, omdat ze een redelijk salaris ontvingen. De naam Nijmegen is dan ook afgeleid van de Latijnse aanduiding Novio-magus, wat nieuwe markt betekent. De Romeinen verlieten echter in de 3e eeuw het fort.

Overigens zijn er ook nu nog duidelijke sporen te vinden van deze rijke geschiedenis van Nijmegen. Zo heet het grote verkeersplein ten zuiden van de Waalbrug sinds 1956 het Keizer Traianusplein. Tussen dat plein en de Waal staan nog steeds enkele ruïnes en ook op de heuvel bij de Waal staat nog steeds een verdedigingstoren Belvedère, ook al is die natuurlijk heel wat jonger dan het eerder genoemde Romeinse castrum.

 

Van Frankische tijd tot twintigste eeuw[bewerken | brontekst bewerken]

Aan het begin van de vijfde eeuw verdwenen de Romeinen uit Nijmegen. Hoewel schriftelijke en archeologische bewijzen ontbreken, wordt aangenomen dat het fort, de nederzetting en de omgeving in Frankische handen komen. Omdat van Karel de Grote gezegd wordt dat hij een palts bij Nijmegen liet bouwen, wordt de stad weleens aangeduid als Keizerstad. Hij zou rond 770 op het Valkhof een palts (paleis) hebben laten bouwen en hier meerdere malen het Paasfeest hebben gevierd, onder andere in 777, maar ook in 804 en 808. De Frankische geschiedschrijver Einhard zegt dat Karel de Grote een palatium bouwde in Noviomagum aan de Vahalem, een rivier die ten zuiden van het eiland der Bataven stroomt. Dat het hier om Nijmegen gaat, wordt vaak verdedigd[4] en is ook zeer aannemelijk. Ook Karels zoon, Lodewijk de Vrome, zou vaak in Nijmegen hebben verbleven. De Noormannen namen echter de palts rond 880 in. Dit leidde bij hun vertrek tot de vernietiging ervan. De stad staat dan inmiddels bekend onder de naam Numaga. Onderaan de heuvel aan de Waal bevond zich een handelsnederzetting.

De palts speelde een belangrijke rol tijdens de Ottoonse en de Salische tijd. Keizer Otto III werd geboren in het Ketelwoud onderweg van Aken naar de palts in Nijmegen. In 991 overleed in de palts keizerin Theophanu, van oorsprong een Byzantijnse prinses. Rond 1030, wellicht al in 996, werd in de palts de Sint-Nicolaaskapel gebouwd, een van de weinige overgebleven romaanse bouwwerken in Nederland. De kapel is gebouwd naar het voorbeeld van de Karolingische paltskerk in Aken. In 1047 werd de palts tijdens een opstand tegen keizer Hendrik III platgebrand door Godfried II van Opper-Lotharingen. Daarna komt een voorlopig einde aan de keizerlijke bezoeken aan Nijmegen.

 

 
Kaart uit 1591 van het Beleg van Nijmegen

 

In de Middeleeuwen werd de stad een aanzienlijk centrum. In 1155 liet Frederik Barbarossa zijn burcht het Valkhof voltooien. In de gevelsteen die hij liet aanbrengen staat de geschiedenis vermeld. In 1230 verwierf de stad formeel haar stadsrechten. In 1247 kwam de stad in handen van de graven van Gelre. Aanvankelijk werd zij door Rooms-koning Willem van Holland in onderpand gegeven aan de Gelderse graaf Otto II, maar omdat Willem II door financiële problemen zijn schulden niet kon aflossen, bleef de stad Gelders bezit en werd zij spoedig de voornaamste van de vier Gelderse hoofdsteden. Bovendien werd zij een Hanzestad. In 1543 echter kwam Nijmegen, zoals ook de rest van Gelre, onder Habsburgs bestuur.

De Reformatie werd in Nijmegen positief ontvangen. Protestanten en rooms-katholieken hadden in 1566 dan ook gelijke rechten, maar in 1579 werden de rollen omgekeerd en waren het de katholieken die onderdrukt werden. Het is niet onwaarschijnlijk dat dit mede aanleiding vormde voor Zijne meest katholieke koning van Spanje tot een campagne tegen de opstandige noordelijke gewesten (d.w.z. de Nederlanden).

Tijdens de Tachtigjarige Oorlog werd Nijmegen een aantal malen belegerd. Op 16 maart 1585 zond Nijmegen een gezant naar Alexander Farnese, de hertog van Parma, om tot een overeenkomst te komen,[5] waardoor de hervormden en protestanten hun net verworven rechten weer verloren. Tijdens het tweede Beleg van Nijmegen in 1591 werd Nijmegen door Prins Maurits heroverd.

 

 
Verwoeste gebouwen in het centrum van Nijmegen na de bevrijding in september 1944

 

Later werd Nijmegen van 1672 tot 1674 bezet door de Fransen, maar de rust werd in 1678 weer hersteld door de vrede van Nijmegen waarmee de vrede tussen de Republiek der Nederlanden en Frankrijk werd besloten.

Nijmegen had in de 14e eeuw al een haven. Deze werd in 1601-1604 verlegd en uitgebreid. Omstreeks 1852 werd de huidige Waalhaven aangelegd, waarna de oude haven werd gedempt.[6]

In het kader van de katholieke emancipatiebeweging kreeg Nijmegen in 1923 een universiteit met rooms-katholieke signatuur, de huidige Radboud Universiteit.

Tweede Wereldoorlog[bewerken | brontekst bewerken]

1:39

 
De zwaar getroffen stad in 1945

 

De laatste keer dat Nijmegen in de vuurlinie van een oorlog lag, was in de Tweede Wereldoorlog. In mei 1940 was het de eerste Nederlandse stad die in Duitse handen viel. De stad heeft in de oorlog grote schade geleden. Op 22 februari 1944 vielen er honderden doden bij een geallieerd (Amerikaans) bombardement op de binnenstad, waarbij met name het centrum en het station zwaar werden getroffen.[7] In september 1944 werd er tijdens operatie Market Garden zwaar gevochten in en rondom de stad om de Waalbrug onbeschadigd in handen te krijgen en te houden, wat de Britten en Amerikanen uiteindelijk lukte (zie ook De Oversteek).

Het als gevolg van het Amerikaanse bombardement ontstane Plein 1944 is na de oorlog lang goeddeels onbebouwd gebleven. Sinds 2013 staan er appartementencomplexen en een parkeergarage onder het plein. Tijdens de aanleg stuitte men op resten van een oude stadsmuur die te bezichtigen is in de fietsenkelder onder het plein.

Indisch Nijmegen[bewerken | brontekst bewerken]

Van 1890 tot 1940, was Nijmegen, na Den Haag, de belangrijkste 'Indische' stad. De Europese tak van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL), de Koloniale reserve, had sinds 1890 Nijmegen als standplaats. Vanaf 1911 betrokken ze de Prins Hendrikkazerne. De Koloniale Reserve stond aan de basis van de Nijmeegse Vierdaagse. De eerste editie, die in 1909 door de Nederlandse Bond voor Lichamelijke Opvoeding (NBvLO) werd georganiseerd, had nog een andere opzet dan tegenwoordig. Drie jaar later vertrok de Vierdaagse vanuit Utrecht. Op de derde dag liepen de deelnemers toen vanuit Ede via de Betuwe naar Nijmegen om daar vervolgens in de Prins Hendrikkazerne, thuisbasis van de Koloniale Reserve, te overnachten. Op de laatste dag werd er gewandeld door de omgeving van Nijmegen en was de kazerne opnieuw het eindpunt.[8] In 1928 werd voor het eerst een Vlaggenparade gehouden als officiële opening van de Vierdaagse. Ook deze traditie werd ingevoerd door de Koloniale Reserve. De parade werd gehouden op het binnenterrein van de Prins Hendrikkazerne en later op het exercitieterrein. Militair tehuis Insulinde, voor terugkerende KNIL militairen, werd in 1918 in Hees gesticht. In 1951 werd de Koloniale Reserve opgeheven.

De stad met zijn fraaie singels en woonhuizen trok Oud Indiëgangers als planters, bestuursambtenaren en industriëlen aan. Zij lieten kapitale villa’s bouwen, vooral in de wijk Hunnerberg, in de dorpen Hees en Hatert en langs de uitvalswegen. Een mooi voorbeeld is de villa Padang op de Groesbeekseweg 181, en Villa Salatiga. Ook in Beek en Ubbergen verrezen landhuizen, rond 1900 werd een villawijk vernoemd naar generaal Joannes Benedictus van Heutsz, die na de pacificatie van Atjeh als eerste Nijmegen aandeed.[9]

Nijmegen kent twee buurten waar de straatnamen verwijzen naar het Indische verleden. De Javabuurt, uit de jaren 20 van de twintigste eeuw, ligt aan de noordkant van de wijk Galgenveld. Deze buurt is beschermd stadsgezicht. Tussen 2015 en 2018 is een nieuwe wijk, Batavia, verrezen nabij de Waal, waar de straten zijn vernoemd naar Indische Nijmegenaren.

Na de Tweede Wereldoorlog[bewerken | brontekst bewerken]

1:33

 
Bioscoopjournaal uit 1948. Nijmegen herrijst na de Tweede Wereldoorlog. Beelden van diverse nieuw- en herbouwbouwprojecten die, in het kader van de wederopbouw, zijn opgestart.

 

Door verwaarlozing en armoede was de Benedenstad (het deel van het centrum dat in het lage deel, aan de Waal, is gelegen) na de bouw van de Waalbrug in verval geraakt. Hoewel de Benedenstad min of meer gespaard bleef voor de oorlogshandelingen, was de toestand van dit stadsdeel door de vele reeds gesloopte panden en slechte woonomstandigheden (verkrotte, onbewoonbaar verklaarde panden, huizen zonder sanitair e.d.) zodanig, dat na jarenlange discussies en plannenmakerij in 1972 besloten werd tot grootschalige sloop en herbouw. In 1975 is de Benedenstad uitgeroepen tot beschermd stadsgezicht, maar toen waren de meeste middeleeuwse panden al gesloopt. Slechts (delen van) enkele straten zijn nog oorspronkelijk gebleven en gerestaureerd.

In de jaren zestig en zeventig kreeg Nijmegen het imago van rode stad. Er waren in die jaren veel marxisten te vinden die door de relatief grote populatie aan studenten erg opvielen. Een gewelddadige confrontatie tussen de linkse krakers en het Nijmeegse bestuur vond plaats in februari 1981, de Piersonrellen.

Sinds de Tweede Wereldoorlog heeft de stad zich flink uitgebreid in westelijke en vooral zuidwestelijke richting. De dorpen Hatert, Hees en Neerbosch en het gehucht Brakkenstein werden opgeslokt door stadswijken met dezelfde naam. De belangrijkste uitbreiding was de bouw van 10.000 woningen in Dukenburg (vanaf 1966) en 6000 in Lindenholt (vanaf 1977), ten westen van het Maas-Waalkanaal. Aanvankelijk wilde de gemeente niet aan de westzijde van het Maas-Waalkanaal bouwen, maar in de Ooijpolder. In 1951 waren er al plannen voor de bouw van 17.000 woningen in dit gebied ten oosten van het centrum. Na veel protest tegen de bebouwing van de landschappelijk waardevolle polder werden de plannen voor bebouwing van de Ooijpolder in 1970 definitief geschrapt.[10]

De structuur van de stad werd zo zeer onevenwichtig: het centrum lag in het noordoosten en de stadsuitbreidingen vonden tot 7 kilometer daarvandaan in zuidelijke en westelijke richting plaats. Lang was de Waal een onneembare barrière die de noordgrens van de bebouwing bepaalde. Vanaf het einde van de jaren 90 heeft de stad zich sterk uitgebreid ten noorden van de Waal, op de Vinex-locatie Waalsprong. Hier zullen uiteindelijk zo'n 19.000 woningen verrijzen.

In de periode 2010-2025 wordt een nieuwe wijk, het Waalfront, gebouwd op de locatie van het oude haven- en industriegebied dat grenst aan de Waterkwartier en de Waal.