Google Routekaart naar stad Luxemburg

Hier kunt u het GPX bestand downloaden deze is gemaakt met RouteYou routeplanner

Vianen_Stad Luxemburg.gpx
Geografische data – 720,0 KB 65 downloads
Roadbook Vijfheerenlanden Luxemburg
PDF – 7,6 MB 66 downloads

Fietsen naar Luxemburg 2001

Fort Everdingen

Fort Everdingen is een onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie en vernoemd naar het naburige dorp Everdingen. Het fort vormt samen met Fort Honswijk het Lek-acces.
Het torenfort werd gebouwd tussen 1842 en 1847 op de plek waar de Lekdijk en Diefdijk samenkomen. In 1874 werd het torenfort ingrijpend gewijzigd. De bovenste verdieping werd afgebroken en de kwetsbare frontzijde werd grotendeels omgeven door een contrescarpgalerij. Dit is een metersdikke aarden wal met in de basis een bakstenen galerij van twee verdiepingen. Dit bood extra ruimte voor de legering van soldaten en de opslag van materieel. Er was ook een poterne, die de manschappen gebruikten om direct de frontwal te bereiken. In 1877 kwamen twee grondgedekte gebouwen, gebouw A en B, gereed. Deze tellen drie verdiepingen en op de bovenste verdieping stonden kanonnen gestald en op de onderste verdieping lag de munitie opgeslagen. Drie jaar later werd een fortwachterswoning opgeleverd.
 

Fort bij Asperen

In de 19e eeuw werd de Nieuwe Hollandse Waterlinie aangelegd, een verdedigingsstelsel waarbij grote stukken land onder water konden worden gezet. Fort bij Asperen, gebouwd tussen 1845 en 1847, was onderdeel van deze linie. Het is een zogeheten torenfort met torens van zwaar metselwerk, die een doorsnede van maar liefst 33 meter hebben. Het fort is omgeven door een gracht en is bereikbaar via een houten brug. Op 12 april 1940 werd de waterlinie voor de laatste keer onder water gezet en het Fort bij Asperen in stelling gebracht tegen de vijand. 

Het heet nu Kunstfort Asperen en er worden culturele evenementen en exposities georganiseerd. 

"Poldermolen" Zuilichem

Zaltbommel,Zuilichem

De poldermolen van Zuilichem is een grondzeiler gebouwd in 1720 als een bovenmolen van een molengang en staat aan de meidijk 15 in Zuilichem. Het is een houten achtkant op stenen poeren. De molen bemaalde de dorpspolder Zuilichem maar wordt hier nu niet meer voor gebruikt. De molen is eigendom van Molenstichting Gelders Rivierengebied. De Poldermolen is maalvaardig en maalt vanaf 1973 in circuit en is op afspraak te bezichtigen.Het 27,75 lange gevlucht is Oud-Hollands en heeft gelaste roeden, die uit 1991 stammen. Hiervoor had het gevlucht geklonken ijzeren potroeden. Vanaf 1939 tot 1991 was de molen voorzien van Dekkerwieken. De molen heeft voor het vangen (stilzetten) een Vlaamse vang, die bediend wordt met een wipstok.De gietijzeren bovenas is 6 m lang.De kap heeft een Engels kruiwerk voor het draaien van de kap om de wieken op de wind te zetten. Het kruien gebeurt met behulp van een kruihaspel. Aan één kant is de kap vanwege het scheefzakken van de molen met 4,5 cm opgehoogd.Het water wordt uitgemalen met een 6,80 m groot en 40 cm breed binnenscheprad.In 2009 heeft de molen een nieuwe koningsspil gekregen.

Spoorbrug Waalwijk

Voormalige SPOORBRUG, onderdeel van de Langstraatlijn, tegenwoordig in gebruik als onderdeel van een fietsroute tussen Drunen en Waalwijk. De brug is gelegen aan de noordwestelijke kant van de Drunense bebouwde kom. De landhoofden werden aangelegd in 1881 door de firma J.A. van der Eerden Wzn. uit Boxtel; de ijzeren bovenbouw met vakwerkliggers in 1885 door de Koninklijke fabriek voor Stoom- en andere werktuigen. Tot 30 oktober 1944 maakte de brug, samen met die over de Eindstraat, onderdeel uit van de veel langere brug over de Baardwijkse Overlaat

Baardwijkse Overlaat

De Baardwijkse Overlaat is een natuurgebied tussen Drunen en Waalwijk en is sinds 1978 in beheer van Vereniging Natuurmonumenten. Het gebied werd aangelegd in 1766 en functioneerde voor het eerst in 1769. Het gebied had de functie om het water van de Maas op te vangen in tijden van overstromingen.

Spoordonkse watermolen

Het huidige stenen molengebouw dateert van 1868, maar de geschiedenis van deze watermolen gaat zeer ver terug: al vóór 1320 moet op deze plaats een watermolen hebben gestaan. De Spoordonkse watermolen was lange tijd achtereenvolgens eigendom van de adellijke families De Merode en Sweers de Landas en werd in 1844 verpacht aan de familie Van Esch. In 1900 werd de familie Van Esch eigenaar en is dat nog steeds.
De huidige eigenaar, Emile van Esch, heeft dit monument grondig gerestaureerd en bewoont met zijn gezin een deel van het molengebouw; voorheen zat daar de oliemolen.
Van Esch ziet het liefst, dat de in zijn molen gemalen granen worden gebruikt voor typische streekproducten. De mulder hoopt in de naaste toekomst - in samenwerking met het likeurmuseum in Hilvarenbeek - oude jenever te kunnen stoken. Dat doet dan ook weer recht aan de vaak gefotografeerde reclame op de molen van het reeds lang verdwenen merk Wyers Oude Jenever.

Klankenbos

Neerpelt

Tussen de bomen van Klankenbos zit een unieke verzameling klankkunstwerken verscholen. De kunstwerken zijn een prikkeling voor het oor en een streling voor het oog. Tijdens een bezoek aan Klankenbos word je uitgedaagd om op een bewuste manier met geluid en stilte om te gaan. Een bijzondere ervaring voor mensen van alle leeftijden. De omvang en de permanente toegankelijkheid van de collectie zijn uniek in Europa.
Iedereen is welkom in Klankenbos en kan het op eigen houtje verkennen – gratis, op elk moment van de dag. Wie alle geheimen van Klankenbos wil kennen, boekt best een rondleiding met gids. Een ideale uitstap met je familie, vereniging of organisatie. Voor kinderen organiseert Musica activiteiten op maat, zoals een muzikale schattentocht. Verder is Klankenbos het decor voor tal van kleine en grotere evenementen zoals nocturnes, muzische stages, enz.

Neerpelt

Neerpelt is een voormalige gemeente in de Belgische provincie Limburg die als deelgemeente op 1 januari 2019 opging in de nieuwe fusiegemeente Pelt. Inwoners van Neerpelt worden 'Neerpeltenaren' genoemd.
In Neerpelt zijn sporen van prehistorische beschaving teruggevonden. Samen met het hoger gelegen Overpelt werd Neerpelt vanaf de vroege middeleeuwen dichter bevolkt. Het kreeg toen de naam Paleth . Pas in 1218 kwam het voorvoegsel "neer-" voor. Sommige bronnen geven aan dat de Ierse missionaris Willibrordus in de buurtschap Herent een kapel zou gebouwd hebben. Hiervan is echter niets bewaard gebleven en er is evenmin een bevestiging door archeologische vondsten.

De oudste vermelding van Neerpelt dateert uit 1218: prope inferiorem Peltam super fluvium Dumelle. Latere vormen zijn Nederpelte, Nederpeelte, Nederpeelt, Nederpelt, Neerpelt, Niderpeelt, Neederpelt, Neerpeld en Nederpeld. De naam, refererend aan het middelnederlandse pael of poel, verwijst naar het lager gelegen Pelt, waarbij vooreerst de Dommelvallei bedoeld wordt.

Neerpelt vormt, met Achel en Hamont, het noordelijk deel van het Kempisch Plateau. De Dommel, waarvan de oudste benaming Dutmala uit 704 stamt, is gelegen in een moerassig gebied en werd circa 1929 en in de jaren 1950 rechtgetrokken. De rivier, die ontspringt in Wauberg (Peer), en via Pelt noordwaarts loopt naar 's-Hertogenbosch, maakte steeds de grens uit tussen Neerpelt en Overpelt. Een deel van haar loop werd, vermoedelijk in 15de-16de eeuw, verlegd, namelijk tussen de gehuchten Heesakker (Overpelt) en Herent (Neerpelt). De oude loop werd sedertdien Oude Beek of Oude Dommel genoemd. De Prinsenloop, die in het Herent ontspringt, loopt noordwaarts naar Achel, waar hij in de Warmbeek uitmondt, en vormt over een lange afstand de grens tussen Neerpelt en Sint-Huibrechts-Lille. De Warmbeek vormt over een kleine afstand de grens tussen Neerpelt en Kaulille. In 1845 besloeg de heide nog bijna 60 procent van de oppervlakte. In de tweede helft van de 19de eeuw werd een groot deel ervan met dennen beplant, onder meer ten zuiden, in de Bergheide, de Rooie Pier en de Kolis. In de jaren 1950 ontstond in het noordwesten het natuurreservaat Het Hageven/De Plateaux (Nederland), 550 hectare groot, bestaande uit bossen, heide, vennen, moerassen, twee ingedijkte vijvers, landbouwgrond en vloeiweiden. In 1995 kwam er ten noorden van het Kempisch kanaal een klein natuurgebied "De Drie Bogen/Paddendael", een onderkomen voor vleermuizen, padden en reptielen.

De oudste vier nederzettingen, de Grote Heide, het Broeseinde - etymologisch: het einde van het moeras -, het Boseind(e) - etymologisch: het einde van het bos -, en het Herent - etymologisch: de plaats waar haagbeuken groeien - liggen in de Dommelvallei, gaan vermoedelijk terug tot 11de-12de eeuw en hebben zich spontaan gevormd tot de huidige vier gehuchten, die door bebouwing tijdens de laatste decennia met elkaar zijn verbonden en daardoor niet meer herkenbaar zijn. In het midden tussen deze nederzettingen werd de Sint-Niklaaskerk opgericht, waarrond zich vrij traag het huidige centrum ontwikkelde.

Van de zeer oude bewoning getuigen prehistorische vondsten. In 1848 en 1868 werden enkele voorromeinse grafheuvels onderzocht. Circa 1871 werd een voorromeins urnenveld ontdekt tussen Neerpelt en Achel. Romeinse bewoningssporen werden gevonden nabij de plaats Kolis, aan de weg Kleine-Brogel-Peer. In 1925 vond men circa 200 Romeinse zilveren munten op het Herent. Een voorromeins urnenveld op De Roosen werd systematisch opgegraven van 1959 tot 1962 en in 1964. Op de Achelse Heide werd een dito urnenveld onderzocht in 1959, 1962 en 1964. In 1961 werden tussen de Rooie Pier en de Kolis Romeinse resten aangetroffen. Recente opgravingen, onder meer in 1981 op de Grote Heide, duiden op een korstondige bewoning van mesolitische jagers-verzamelaars. Vanaf 1984 werden opgravingen gedaan op de Kolis, waarbij vooral Gallo-Romeinse vondsten aan het licht kwamen.

Neerpelt heeft altijd tot het graafschap Loon behoord. De graven van Loon hadden Neerpelt als persoonlijk domein in bezit. Het domein maakte deel uit van het ambt of drossaardschap Pelt, later Pelt-Grevenbroek genoemd.

Het ambt Pelt-Grevenbroek telde vijf schepenbanken, de eerste te Overpelt voor de gemeenten Overpelt, Neerpelt, Kaulille en Kleine-Brogel. Ze hingen af van het hoger gerechtshof te Vliermaal. In hoger beroep ging men in de leenzaal van Kuringen. Na de inlijving van het graafschap Loon bij het prinsbisdom Luik in 1364, was er sprake van Luiks en Loons recht. Neerpelt werd bijna volledig volgens Loons recht geregeerd. Tot 1839 zou Neerpelt afhangen van het vredegerecht Budel, dat dat jaar werd overgeplaatst naar Achel en sinds 1909 in Neerpelt zetelt.

Neerpelt telde volgende laathoven: "Bakenshof", een leen van de leenzaal van Kuringen, "van Floreffe", "Sint-Truiden" en "Everbode", toebehorend aan de abdij van Averbode en genoemd bij de ondergerechten van Vliermaal. Vanaf de tweede helft van de 16de eeuw werden de laathoven van Floreffe en Sint-Truiden blijkbaar verenigd.

Neerpelt had in het ancien régime vier burgemeesters, één voor elk gehucht. Samen met de gezworenen vormden zij het gemeentebestuur, dat om het jaar werd verkozen.

Te Neerpelt waren er drie schansen, verspreid over de gehuchte Broeseinde, Grote Heide en Herent, en vermoedelijk opgericht in de tweede helft van de 16de eeuw, na het uitbreken van de Tachtigjarige Oorlog. Op de Ferrariskaart (1771-77) is de schans van het Herent als een rechthoekig omgracht complex van twee gebouwen aangeduid. In de Atlas van de Buurtwegen (1845) komt die van het Broeseinde rechthoekig omgracht voor en die van het Herent idem dito met een trapezodaal westdeel. Nu nog blijven sporen over van deze drie schansen en zijn ze toponymisch betuigd. De stichtingsdata van de twee schutterijen, de Sint-Antonius- en de Sint-Sebastiaangilde, zijn niet bekend. Wel geweten is dat beide schutterijen een vernieuwing van hun stichtingsakte kenden op 26 februari 1752 door prinsbisschop J.Th. van Beieren.

In 1930 kochten de zusters van Berlaar de in 1973 afgebroken, aan de Stationsstraat gelegen villa "Ons Genoegen" en richtten er een in 1931 geopend ziekenhuis in, de voorloper van het huidige Heilig-Hartziekenhuis aan dezelfde straat, dat tussen 1946 en 1948 werd gebouwd, naar ontwerp van architect J. Ritzen (Antwerpen), en later werd uitgebreid en aangepast. Deze campus maakt met die van Maria Middelares in Lommel deel uit van het Maria Ziekenhuis Noord-Limburg vzw.

De eerste school te Neerpelt, daterend van na 1604, was een klein lokaal met strodak en stond op de plaats van het koor van de huidige parochiekerk Sint-Niklaas. Circa 1848 werd de oude, versleten en te kleine school afgebroken en op dezelfde plaats werd een nieuwe gebouwd. Daar ze te weinig leerlingen telde, verdween ze bij de bouw van huidige kerk en gemeentehuis. In 1882 werd in de Jaak Tassetstraat een katholieke jongensschool opgetrokken, die al vlug door de gemeente werd overgenomen. Het Sint-Hubertuscollege aan de Stationsstraat ontstond in 1910. In 1929 begonnen de Zusters van Berlaar in het voormalige Hotel Kampers aan de Stationsstraat met de Gewestelijke Landbouwhuishoudschool, de voorloper van het huidige Sint-Maria-instituut aldaar. De lagere school op het Herent naar ontwerp van architect F. Moers (Sint-Truiden) dateert van 1905-06, werd uitgebreid in 1914 en 1932 en is heden aangepast. Die van de Grote Heide van 1913, naar ontwerp van dezelfde architect, onderging een gelijkaardig lot. Die van de Damsheide van 1938-39 werd vergroot in 1965 en 1982, terwijl die van het Boseind van 1957 werd uitgebreid in de jaren 1960, 1980 en 1990.

Meerdere grensgeschillen duiken op in de geschiedenis van Neerpelt. In 1400 situeert zich een twist tussen het land van Grevenbroek (Achel, Hamont, Sint-Huibrechts-Lille) en de belendende dorpen van het graafschap Loon over de eigendom van de heide, gelegen tussen Achel en het gehucht Grote Heide, een gebied dat sedertdien de naam Krekelheide kreeg toebedeeld, afgeleid van krekelen, krakelen. De zaak werd beslecht ten nadele van het land van Grevenbroek, dat sinds 24 mei 1401 bij het graafschap Loon werd ingelijfd. In 1448, 1459, 1618, 1657-58, 1708, 1713, 1760-62 en 1789 volgden grensgeschillen tussen Achel en Sint-Huibrechts-Lille enerzijds en Neerpelt anderzijds, in 1618 en 1731 tussen Neerpelt en Kaulille, in 1744 tussen Neerpelt en Kleine-Brogel, in 1764-71 tussen Neerpelt en Overpelt. Ook in de Hollandse periode waren er grensbetwistingen. In de roerige tijden van de tweede helft van de 16de eeuw tot de tweede helft van de 17de eeuw trokken vele vreemde legers voorbij en werd het dorp vaak bezet en verwoest. Hollandse ruiters brandden het dorp plat in mei 1587. Tijdens de Hollands-Spaanse oorlog in het begin van 1619 werden heel wat Spaanse soldaten gelegerd in Neerpelt, zodat vele burgers werden gedood, het dorp werd verwoest en deels afgebrand. In 1654 vallen de Lorreinen Neerpelt binnen. In 1675 vestigden de Spaanse troepen en het Prinsenleger zich bij de Herenterschans. Bovendien troffen verscheidene epidemies van pest en dysenterie de streek circa 1579-80, 1625-35, eind 17de eeuw en in 1811. Erge hongersnood brak uit in 1587-89. Ook de 18de eeuw is gekenmerkt door militaire inkwartieringen en opeisingen, tijdens de oorlog van Lodewijk XIV tegen de geallieerden. Tijdens het Franse bewind behoorde Neerpelt vanaf 1794 tot het kanton Bree, vanaf 1796 tot het kanton Achel. In 1849 werd in de gemeente een ontvangstkantoor van de direkte belastingen gevestigd. In 1909 werd Neerpelt kantonhoofdplaats. Tijdens de Eerste en de Tweede Wereldoorlog had het dorp eveneens te lijden van het oorlogsgeweld. Zo werd in september 1944 het centrum door de Duitsers gebombardeerd, waarbij de huizen op het kruispunt Kerkstraat, Groenastraat, Heerstraat en Statiestraat schade opliepen. Zes burgers kwamen om het leven. Op 27 juni 1957 ging het grondgebied achter de kerk, dat aan de gemeente Overpelt behoorde, over naar Neerpelt.

Reeds tijdens de 11de eeuw behoorde een deel van de gemeente toe aan de abdij van Sint-Truiden, die de kerk bezat, het begevingsrecht had en heffer was van zowel de grote als de kleine tienden, behalve die in het gehucht het Herent, die aan de abdij van Averbode toekwamen. De parochie Neerpelt, ontstaan in de eerste helft van de 13de eeuw, was een quarta capella, een arme kerk. Toen in 1589 het klein-seminarie in Sint-Truiden werd opgericht, schonk de abt van de abdij tot onderhoud van het seminarie: het bezit van de kerk en daardoor het recht op al de inkomsten van landen, tienden enzovoort van de pastorie van Neerpelt, alsook de twee derden der tienden van Kerkom en de pastorie van Staden. Vanaf 1590 moest de bedienaar der kerk van Neerpelt worden aangeduid door de vier provisoren van het seminarie. De kerk behoorde tot het aartsdiakonaat van de Kempen en was tot 1559 afhankelijk van het concilie van Woensel, daarna van dat van Beringen. Sinds 1945 is het Herent officieel erkend als kapelanie. De Sint-Willibrordusparochie aldaar kreeg erkenning in 1952, bisschoppelijke in 1964. De parochie Onze-Lieve-Vrouw Maagd der Armen op de Grote Heide werd erkend in 1958, nadat er in 1938 een kapelanie was opgericht. De Sint-Jozefsparochie op het Boseind was in 1971 aan de beurt voor erkenning. Het klooster der Norbertinessen van Sint-Catharinadal te Oosterhout (Nederland), zogenaamd Maria Toevlucht, in 1857-58 opgetrokken, werd in 1955 afgebroken. Aan dit klooster was een meisjesschool verbonden. Ook de tweede kloosterkapel, gebouwd in 1891, verdween. Het meisjesonderricht werd in 1887 overgenomen door de Dochters van het Kruis, die een nu verdwenen klooster hadden aan de Kloosterstraat en eveneens in 1887 een gesticht voor bejaarden en gebrekkigen oprichtten. Van 1930 tot 1948 bestond er aan de Jaak Tassetstraat het Prioraat van Blijenberg, gesticht door zes Dames der abdij van Rosenberg van Waasmunster.

De verscheidene hogergenoemde nederzettingen van Neerpelt vertonen een typisch Kempisch patroon. Het betreft straatnederzettingen, zoals duidelijk is af te lezen op de Ferrariskaart (1771-77) en in de Atlas van de Buurtwegen (1845). In 15de en 16de eeuw, mogelijk ook iets vroeger, ontstonden nieuwe, kleine nederzettingen op de rand van de heide: Boelehoeve - etymologisch verwijzend naar een hoogte -, Da(a)msheide - letterlijk: de heide van Daams -, Haaienhoek - kleine woonkern in hoekvorm, gelegen tegen de Hagen (heide) -, Kolis - waarvan kool boskool, turf betekent en hees, gereduceerd tot -is, laagstammig bos, kreupelhout - en Rosen - hetgeen op riet duidt. Evenals de gehuchten, zijn ze vandaag niet meer herkenbaar. In de Atlas van de Buurtwegen (1845) komen verder nog volgende namen van nederzettingen voor: Pols en Zonhoek ten noorden van het Kempisch kanaal, alsook Hoek, Den This, (De) Gubels, Heereindhoek, Den Hoek, De Kwante en Kums ten zuiden ervan. Rond 1835 ontstonden op het Boseinde de secundaire nederzettingen De Kolonies en Heerstraat. In 1852 begon de betrekkelijk jonge wegenbouw in Neerpelt. Tot dan toe waren er alleen zandwegen. De voornaamste assen waren: de voormalige Dorpsstraat, die aan de Dommel begon en door de huidige Klooster- en Jaak Tassetstraat liep tot aan de volmolen; de Kerkstraat, die aan de kerk aanvatte, door de huidige Stationsstraat liep tot aan het Boseinde en de vroegere Herenterdijk volgde tot aan de grens met Kleine-Brogel; de voormalige Heerstraatdijk die door de huidige Korte Heerstraat, de Heerstraat en verder over de Boelehoef naar Achel voerde; de voormalige Provinciedijk, de verbindingsweg tussen Lommel en Achel, van waaruit drie vertakkingen naar het noorden liepen: de Bergeikse-, de Broeseinder- en de Grote-Heidedijk; de Hoekstraat; de Rozendijk, van de Bemvaart in Overpelt via De Roosen naar Sint-Huibrechts-Lille; de Kaulillerdijk van Overpelt over de Kolisheide naar Kaulille. De as van de Dorpsstraat wordt nu door het Kempisch kanaal onderbroken, dat in 1843-46 werd gegraven naar ontwerp van Teichman en Masin; in 1880, 1937 en circa 1987 werd het nog verbreed en verdiept. Het water van dit kanaal werd tevens gebruikt om wateringen aan te leggen, die de dorre heide herschiepen in vruchtbare wei- en hooilanden, terreinen die nu grotendeels beplant zijn met canadapopulieren. In 1856 onteigende de gemeente grond op de Kolis voor de weg Achel-Peer, de Peerderbaan. In 1859 werd door de huidige Groenstraat, naar het Kempisch kanaal toe, de Kanaalstraat aangelegd, heden Jaak Tassetstraat. De baan van Mol naar Hamont over Neerpelt kwam in 1860 tot stand. De weg naar Sint-Huibrechts-Lille werd al in 1861 aangevat, maar pas in 1908 voor het grote verkeer opengesteld. De Statiestraat, later Stationsstraat genoemd, werd aangelegd in 1865. Op de plaats van het in 1955 afgebroken Norbertinessenklooster werd de Norbertinessenlaan getrokken. De omliggende gronden werden verkaveld. Na 1958 werd de doorsteek naar Overpelt gerealiseerd, de huidige Koning Albertlaan. De voormalige A24 en huidige N74 werd in diverse stappen aangelegd. Het noordelijk deel tot aan de Lindelsebaan in Overpelt werd afgewerkt begin jaren 1980. In 1864-65 werd het in 1866 geopende spoor Hasselt-Eindhoven uitgewerkt, later in 1878-79 de verbinding met Mönchen-Gladbach, de zogenaamde IJzeren Rijn, vooral bedoeld voor goederentransport. Een betonnen bunker werd aangelegd in de tweede helft van de jaren 1930 bij de spoorwegbrug over het Kempisch kanaal Bocholt-Herentals. Circa 1980 werd het spoor tussen Neerpelt en de Hollandse grens in Achel opgebroken. De Neerpeltse bebouwing verdichtte verder. Het Marktplein met zijn nieuwe appartementen ontstond in de jaren 1960-70. In 1971 werd een nieuw kerkhof aangelegd op het Boseinde, dat het oude in de Nieuwstraat verving. Heden heeft Neerpelt een verstedelijkte kern. In de gehuchten verrezen vanaf eind jaren 1960 nieuwe wijken als het Look, Tikbroeken, Het Laer, De Kentings, Madeliefjeshoek, allemaal op het Boseinde, Populierenhof (Damsheide), Turfheide (Grote Heide), Kolis en Bettebos op het Herent. Van een later verbouwd lemen huisje op het Boseinde, aangeduid in de Atlas van de Buurtwegen (1845), werden bij de afbraak einde jaren 1950 delen opgekocht door het Openluchtmuseum van Bokrijk.

Neerpelt was steeds een arm Kempisch landbouwdorp, bijna volledig omgeven met uitgestrekte gemene heidegronden. De rond de woonkernen gelegen bouwlanden werden en worden hoofdzakelijk voor de graanteelt gebruikt, onder meer voor rogge en haver. Tot eind XIX werden ook enkele nijverheidsgewassen verbouwd, met name vlas, kool- en raapzaad. Vanaf de 17de eeuw kende de schapenteelt een grote bloei, daar er veel heide beschikbaar was. Eeuwenlang vormden de lemige zandgronden in de beekdalen bij uitstek het hooiland, dat sedert 1900 door weiland werd verdrongen. Deze toename van het weiland houdt verband met de uitbreiding van de veeteelt, die in de landbouw de bovenhand heeft gehaald. Neerpelt behoorde tot de teutenregio, een streek van leurhandelaars die opereerden mogelijk al van de 16de tot de 19de eeuw. De rurale weefnijverheid bleef van beperkt belang. In de 17de en 18de eeuw was een thans verdwenen volmolen actief in de gelijknamige straat. De in 1801 opgetrokken windmolen in de huidige Molenstraat, een half-open standaardmolen, verdween in 1943. Op de plaats De Bempd was in de periode 1870-1908 een watergraanmolen actief op de Warmbeek, de zogenaamde Molen Dewerd. In 1880-1914 kende Neerpelt een enorme demografische uitbreiding. De voormalige zandboeren werden in groten getale fabrieksarbeiders in de nabijgelegen industrieën van onder meer Overpelt en Kaulille. Er bestonden vroeger drie brouwerijen in het dorp: die van Jan Slegten aan de Stationsstraat, de brouwerij Rutten aan dezelfde straat en de brouwerij Boons aan de Hoekstraat. Alle werden ze na de Eerste Wereldoorlog stilgelegd. Aan de Stationsstraat was ook het limonadefabriekje, zogenaamd Cent, gevestigd, terwijl aan de Jaak Tassetstraat vanaf 1910 een gasfabriekje, ten gebruike van de straatlantaarns, bestond.

Neerpelt telde ook een aantal sigarenfabrieken, waaronder vooral te vermelden zijn: de door Nederlanders gestichte firma Van Best; de fabriek van de familie Moonen & Tielens, later Van der Putt & De Vlam, gebouwd in 1877 en actief tot begin 1930; J.W. Swane & Zonen, aan de overzijde van het station gesticht in 1896 door de Nederlander A. Swane, teruggaand op het sigarenfabriekje van August Ballings van 1890, later vergroot met een tweede vleugel, vanaf 1948 deels ingenomen door de verdwenen textielfabriek Belfa en heden afgebroken; die van de Nederlander Albert Hillen, die het in 1890 opgerichte en kort daarop door brand vernielde bedrijf van Michel Slegten overnam en tot 1936 actief bleef; die met de merknaam Regal, gestart in 1905; en die van Pier Cuyvers & Cī‚° aan de Stationsstraat, eveneens opgericht in 1905 en bedrijvig tot 1948. Aan de kerk was nog de sigarenfirma Van Beek een tijd gevestigd. Deze sigarennijverheid was in de tweede helft van de 19de eeuw vanuit Nederland ingevoerd en ging achteruit na de Eerste Wereldoorlog. Tussen 1892 en 1905 was er verder een vlasfabriek langs het Kempisch kanaal. Heden is de industriële werkgelegenheid er zeer beperkt. Een groot deel van de bevolking is dan ook elders werkzaam, onder andere in Overpelt en Eindhoven.

Porcocrates Neerpelt

Bronzen kunstwerk dat de millenniumwissel symboliseert.
Aangezien het een ontwerp is voor een openbaar kunstwerk, zou het begrijpelijk of toch herkenbaar en interpreteerbaar moeten zijn voor het brede publiek. Daarom ontwierp de kunstenares iets figuratief. Een abstract-symbolisch kunstwerk lokt omwille van onbegrip vandalisme uit, simpel omdat het kunstwerk dan te elitair, te abstract lijkt voor de gewone man.
De figuur zelf is een pop, want het heeft niet veel zin een realistisch figuur, laat staan een portret uit te werken omdat het niet om iemand specifiek gaat. Volgens de kunstenares bestaat er geen stereotiep figuur of kan er geen afbeelding zijn van de gemiddelde mens. Een pop op groot formaat stelt de mens voor en zegt iets meer over de hedendaagse cultuur, over het onechte, het reproduceerbare, het plastieke, het 'speelgoed'. Hierdoor verheerlijkt de kunstenares ook de liefde voor het onechte van het volk. Het is dan ook een verwijzing naar volkskunst en kitsch, een pop die iedereen kent, een spaarvarken of andere varkensbeeldjes die men op de vensterbank of schoorsteen heeft staan. Hierdoor denkt de kunstenares emoties op allerlei vlak los te maken bij de mensen, omdat het herkenbaar is. Men kan het mooi vinden omdat men het zelf ook in de huiskamer of slaapkamer heeft. Maar hier kantelt het werk, wat uiteraard de bedoeling is. De schaalvergroting (1m80) en materiaalgebruik zorgen toch voor een vervreemdend, ongekend iets. De kunstenares wilde graag brons combineren met polyester, wat eerder een tegenstelling lijkt. Brons staat voor het traditionele, onvergankelijke. Polyester daarentegen staat voor het nieuwe, het snelle, het onechte. Door deze materialen tegen mekaar uit te spelen denkt de kunstenares de stap naar het nieuwe millennium niet symbolisch uit te beelden of toch geen weergave te maken van een eenlijnige gedachte. De toekomst zit in het beeld zelf door de vorm, kleur, materie en materiaal. Het concept is een hedendaagse oplossing die misschien een stapje voor is op de aanvaarde openbare kunst.
Maar om het niet te conceptueel voor te doen, want wat je ziet gaat daar gaat het uiteindelijk om, wandelt deze figuur vooruit door achter zich te kijken met een varkentje dat hem voorgaat. Het varken is een link naar de problemen rond de dierlijke eetwarenindustrie of meer nog naar de hele milieuproblematiek maar op een vrolijke en humoristische manier zonder "doem"gedachte. Fin-de siècle is immers voorbij. De kleur rood is er dan ook om alles rooskleuriger en fleuriger te maken, wat goed is voor het straatbeeld van de gemeente Neerpelt. Voor de kunstkenner is er een link met het werk 'Pornocrates' van Felicien Rops, ten tijde van het fin-de siècle van de 19de eeuw, waar een halfnaakte vrouw voorbij wandelt aan heel de geschiedenis met een varken voorop aan de leiband. Het zei iets meer over de toen heersende maatschappij.
Het kunstwerk is van de hand van Caroline Coolen en werd geplaatst in 2000.

Fietsen door het Water Bokrijk

Zin in een nieuwe, opmerkelijke fietsbeleving? In Bokrijk fiets je dwars door de vijvers. Een 212 meter lang fietspad neemt je mee onder het waterniveau. Zo fiets je op ooghoogte van het water.
Meer info vind je op www.toerismelimburg.be/fietsendoorhetwater . Deel bovendien jouw foto's en belevingen met de hashtag #‎FDHW

Standbeeld van Ambiorix

De beroemdste inwoner van Tongeren is ongetwijfeld Ambiorix, koning der Eburonen. We hebben het aan hem te danken dat Julius Caesar de Belgen de ‘dappersten aller Galliërs’ noemde. Ja, Caesar heeft serieus klop gekregen van de Belgae, maar de Romeinse overmacht bleek uiteindelijk te groot. Ambiorix kon vluchten, lees: hij verdween spoorloos. Zelfs in die mate dat historici eraan twijfelen of hij wel echt bestaan heeft. Ondanks de scepsis kreeg Ambiorix in 1866 een standbeeld.

Ambiorix standbeeld

Tongeren

Ambiorix stond regelmatig centraal in vele stripalbums. Enkele voorbeelden zijn "Het geheim van Ambiorix" van Jommeke (nr.130); "Lambiorix" van Suske en Wiske waar blijkt dat Lambik een oud Belgisch stamhoofd als voorvader te hebben gehad, genaamd Lambiorix; in "De Krimson-crisis" van Suske & Wiske worden Ambiorix en zijn mannen samen met andere Vlaamse historische figuren met de teletijdmachine naar het heden geflitst; in "Asterix en de Belgen" besluiten Asterix, Obelix, Idefix en Abraracourcix naar Belgica te gaan omdat ze gehoord hebben dat Caesar "de Belgen" dapperder vindt dan hen, de Galliërs. Het Belgische stamhoofd, Vandendomme lijkt zelfs wat op Ambiorix.

Gallo-Romeins Museum Tongeren

Het Provinciaal Gallo-Romeins Museum in Tongeren werd in 1954 geopend. Reeds van in de 19e eeuw was er een opbouw van een collectie archeologische vondsten, verzameld door het Koninklijk Geschied- en Oudheidkundig Genootschap van Tongeren. Vanaf 1854 werden gedeeltes van deze collectie in de stad tentoongesteld. In 1937 opende in het Begijnhof van Hasselt het Provinciaal Museum, en werden de belangrijkste stukken daar tentoongesteld. Ze zouden pas in 1954 bij de opening van het museum in Tongeren terugkeren.
Schenkingen en opgravingen van de buitendienst van het museum en de Nationale Dienst voor Opgravingen breidden de collectie uit. Het bezoekersaantal steeg tot 20.000 per jaar. De bestendige deputatie keurde een nieuwbouw goed en in 1994 opende het museum in een nieuw gebouw van architect Alfredo De Gregorio. De nieuwe opstelling en presentatie en de vernieuwde museumwerking deden het bezoekersaantal verder stijgen. In 2006 werd een tweede nieuwbouwproject aangevat om de museumsite verder uit te breiden.

 

La Boverie

Liège

Bezoek La Boverie, een combinatie van een museum voor Schone Kunsten en een expositiecentrum van internationale kwaliteit. La Boverie Het museum voor Schone Kunsten van Luik is hier ondergebracht. Het museum bestaat enerzijds uit een museumgedeelte voor permanente tentoonstellingen en anderzijds uit een ruimte van 4000m² die bestemd is voor internationale, tentoonstellingen. Het is toegankelijk zijn via de "Boverie" -brug die de linkeroever met de rechteroever van Luik verbindt die slechts op 700m van het station van Guillemins is.
-Museum / informatiecentrum
-Gebouwenerfgoed
-Monument
-Natuurerfgoed
-Vrijetijd

Huis van de metallurgie en industrie van Luik

Luik

Hier in het "Huis van de Metallurgie" vind je het merkwaardige object met een fantastische verhaal: het zinken reisbad van Napoleon. Dit werd gemaakt en aangeboden als relatiegeschenk door de 19de eeuwse Luikenaar Jean-Jacques Dony. Hij wou de rechten krijgen van Napoleon op de gronden in de buurt van Moresenet om zinkertsen te delven. Deze chemist had een unieke techniek ontwikkeld om zink te winnen uit ertsen. Dony was uitvinder en scheikundige en had een unieke techniek ontwikkeld om zink uit zinkspaat (een erts) te halen. Een techniek die veel beter was en tot veel meer extractie leidde dan hoe men het tot dan toe deed. Zijn plan was om Napoleon gunstig te stemmen om de uitbatingsrechten te krijgen. En hoe kon dat beter dan een link te maken tussen de behoefte van Napoleon en zijn product: zink. Napoleon had het blijkbaar altijd koud. Daarom maakte Dony een bad in zink met een thermische sifon die het water automatisch verwarmd en rondpompte. Hij deed het cadeau aan Napoleon in 1809 als dank voor de concessie die hij dan net 4 jaar bezit. Napoleon was dol op zijn geschenk en zou het bad overal meenemen op zijn veldtochten. En Dony bleef de rechten om de groeve uit te baten behouden. Het bad van Napoleon kan je nu nog steeds terug vinden in dit museum. Toen Napoleon verbannen werd naar het eiland Sint-Helena kon hij zijn bad niet meenemen en moest het achterblijven in zijn kasteel van Faontainebleau. Maar hij was er zo dol op dat hij een exacte recplica liet maken door een lokale smid.

Le pont de Fragnée

Liège

De brug van Fragnée werd gebouwd in de nasleep van de wereldtentoonstelling van 1905. Ze bevat drie metalen traveeën die op twee pijlers en twee brughoofden in klein graniet rusten.
Hoewel de kandelaberzuilen van brons zijn, bestaan de relingen – met uitzondering van hun gietijzeren pilasters – uit een structuur van smeedijzer en een decor in messing.
Elke toegang van de brug wordt getooid met twee monumentale zuilen die op hun top versierd werden met een Renommée (engel die op een trompet blaast) in verguld brons. Twee Poseidons en twee allegorieën van de Maas, ook in brons, sieren de voet van de zuilen.
Tussen 1993 en 2001 werd de luister van weleer hersteld dankzij grootschalige restauratiewerken.
Monument geklasseerd (14-03-1994)
Uitstekende erfgoed uit Wallonië

Brasserie d'Achouffe

Achouffe

De brouwerij van Achouffe is gelegen in het hart van de groene Belgische Ardennen. Ze werd gesticht in 1982 en is gespecialiseerd in het brouwen van speciale kwaliteitsbieren. Je herkent het gamma van Achouffe dankzij de sympathieke kabouter die op de etiketten prijkt. Het bekendste bier is de LA CHOUFFE, een blond bier dat zich onderscheidt door zijn frisheid en zijn fruitig boeket. Er is ook de Mc CHOUFFE, een bruin bier met een smaak die doet denken aan Schotse bieren. Vandaar ook zijn bijnaam de "Scotch van de Ardennen". Ontdek ook de HOUBLON CHOUFFE, een triple bier van het type "Indian Pale Ale" (IPA). Dit bier biedt een harmonieus evenwicht tussen aangenaam fruitig en uitgesproken bitter. Of ook de N'Ice CHOUFFE, een gekruid (tijm en curaçao) en licht hoppig winterbier. Het is een zeer evenwichtig bier. En vergeten we ook niet de CHOUFFE Soleil, een bier voor de mooie dagen, met een fruitige toets en verfrissende smaken.

Brasserie d'Achouffe is een Belgische familiale brouwerij/stokerij en taverne, opgestart in 1982, en gelegen in het Luxemburgse dorp Achouffe, onderdeel van Wibrin, een deelgemeente van Houffalize in de Ourthevallei.
Bedrijsleiders zijn de schoonbroers Pierre Gobron en Chris Bauweraerts. Het bedrijf stelt 23 mensen tewerk en heeft een capaciteit van circa 21.000hl per jaar.
In 2006 werd Brasserie d'Achouffe overgenomen door Brouwerij Duvel Moortgat, de brouwer van het succesbier Duvel.

Bastogne War Museum

Bastogne

Het Bastogne Ardennes 44 Museum dompelt u onder in de Slag om de Ardennen, een belangrijke gebeurtenis tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het museum ligt op 8 km van Bastogne, in Bras-Wardin, langs de N84 richting Wiltz-Diekirch. De stad Bastogne en de omgeving blijven voor altijd getekend door de befaamde Slag om de Ardennen - The Battle of the Bulge. Verdeeld over 2 niveaus op 1000 m², stelt het Museum chronologisch grote reconstructies voor van verschillende fases in het conflict. Danzij een realistische scèneopbouw worden bezoekers ondergedompeld in de strenge winter van december 1944 en januari 1945. In het museum ziet u ook muurkaarten van de Slag om de Ardennen, archieffilms die het verloop van de slag vertellen. Dit museum richt zich zowel tot specialisten, gezinnen, als toeristen op doorreis.

Mardasson Memorial

Blikvanger hier is het Mardasson Memorial met het aanpalende Bastogne War Museum. In dit museum krijgt je een perfect inzicht in hoe de slag verliep en hoe het leven aan het front eruitzag. Maar Bastogne herbergt nog meer musea. Zo vind je ook heel wat levensechte diorama’s in het 101st Airborne Museum, ondergebracht in de voormalige officiersmess van het Belgische leger

Martelange

Martelange is een plaats en gemeente in de Belgische provincie Luxemburg. Martelange ligt tegen de grens met Luxemburg. De Sûre stroomt door het dorp voordat ze de grens met Luxemburg passeert. De gemeente telt ruim 1800 inwoners. Naast een variant van het officiële Frans, wordt in de streek ook Luxemburgs gesproken.

De verkeersweg N4 grenst in Martelange langs de oostzijde aan het Groothertogdom Luxemburg, met name aan het gehucht Haut-Martelange. Doordat Luxemburg lage accijnzen op benzine, alcoholische dranken en tabak heeft, zijn er aan de Luxemburgse kant van de weg heel wat tankstations en drankwinkels gevestigd.

Haut-Martelange

Rambrouch,Martelange-Haut

Haut-Martelange is een plaats in de gemeente Rambrouch en het kanton Redange in Luxemburg. Haut-Martelange is een langgerekt gehucht dat langsheen de oostzijde van de Belgische gewestweg N4 ligt, met de Belgische gemeente Martelange aan de overkant van de straat.

Het gehucht telt slechts 23 inwoners en ontleent zijn belang vooral omwille van de grote hoeveelheid tankstations en drankwinkels die er gevestigd zijn. Doordat Luxemburg aanzienlijk lagere accijnzen heft op brandstoffen en alcohol is het voor de verkopers van deze producten immers voordelig om zich net over de grens – in Haut-Martelange – te vestigen.

Musée d'Histoire de la Ville de Luxembourg

Luxembourg

De geschiedenis van de stad wordt belicht in dit museum, samengesteld uit vier herenhuizen uit de 17e tot 19e eeuw. Aan de hand van moderne interactieve technieken in combinatie met oude voorwerpen en informatieborden, kan men van alles te weten komen over het stadsverleden. Een grote glazen lift brengt bezoekers naar de zes niveaus van het museum, die langs 1000 jaar geschiedenis leiden.

Luxembourg

Luxemburg is de hoofdstad en grootste stad van het Groothertogdom Luxemburg. Het ligt in het kanton Luxemburg. De rivieren Alzette en Pétrusse stromen door de stad. De naam Luxemburg is afkomstig van Lucilinburhuc, dat kleine burcht betekent.
De stad is een van de rijkste steden van Europa. Het is een belangrijke stad voor de internationale financiële sector. Tegelijkertijd is de stad samen met Brussel, Frankfurt am Main en Straatsburg een van de belangrijkste vestigingsplaatsen van Europese instituties; onder andere het Europese Hof van Justitie is er gevestigd.

Groothertogelijk Paleis

Luxembourg

Het Groothertogelijk Paleis is de officiële residentie van de groothertog van Luxemburg. Daarnaast worden bezoekende staatshoofden en ministers hier vaak ondergebracht. Het staat in de hoofdstad Luxemburg-stad.
Toen de Eerste Franse Republiek het Woudendepartement stichtte, werd Luxemburg daar de hoofdstad van. Het Groothertogelijk paleis werd vanaf dat moment als prefectuur gebruikt.