Google routekaart
Málaga is een gemeente en de op een na grootste stad van Andalusië, en de op vijf na grootste stad van Spanje. Het is de hoofdstad van de gelijknamige provincie Málaga. In 2007 had de stad een officieel inwonertal van 561.250. In de stadsomgeving van Málaga woonden in die periode in totaal 1.074.057 mensen. De stad ligt aan de Middellandse Zee, aan de toeristische Costa del Sol op circa 140 kilometer afstand van de Straat van Gibraltar. Málaga wordt omgeven door bergen, de zogenoemde Heuvels van Axarquía en wordt doorkruist door twee rivieren, de Guadalmedina en de Guadalhorce die beide uitmonden in de Middellandse Zee. De stad heeft een zomers mediterraan klimaat, maar heeft minder last van de extreme hitte dan bijvoorbeeld Sevilla en kent zeer milde winters met temperaturen rond de 20 graden. De inwoners van Málaga staan bekend als Malagueños en in de volksmond soms als boquerones (ansjovissen). De burgemeester van de stad is sinds 2000 Francisco de la Torre Prados van de rechtse politieke partij Partido Popular. De stad stond kandidaat voor Culturele hoofdstad van Europa 2016, maar werd uiteindelijk verslagen door San Sebastián.
Ontstaan van Málaga
Op de plek van het 21e eeuwse Málaga, stond ooit een nederzetting van de Turdulen, een pre-Romeins volk dat het zuiden van het Iberisch Schiereiland bewoonde. Er bestaan twee theorieën over hoe de stad werd gesticht. Volgens een van deze, werd Málaga rond 1000 v.Chr. gesticht als een van de koloniën van de Feniciërs. In 1999 is een nederzetting gevonden in de monding van de Guadalhorce gedateerd met C14 op de 11e eeuw v.Chr.. Het betreft waarschijnlijk de oudste en meest uitgebreide Fenicische factorij in Spanje, vanwege de gunstige ligging aan de Middellandse Zee, en de mogelijkheden tot aanleg van een haven aan de voet van de berg Gibralfaro. Een andere theorie zegt dat de stad gesticht werd als kolonie door Grieken afkomstig uit Phocea, en de naam Mainake kreeg. Het bezwaar hiertegen is dat bewijs ervan alleen is gevonden in enkele schriftelijke documenten. Er zijn nooit onbetwiste archeologische resten van civilisatie gevonden die wijzen op Griekse stichters uit Phocea. Hoe dan ook, in de nabijgelegen plaatsen Antequera, Nerja, Comares en Rincón de la Victoria heeft men sporen gevonden van een veel eerdere civilisatie, wellicht van het legendarische Tartessus. De stad stond in elk geval bekend als Malaka. Ook al wordt vaak beweerd dat deze naam afstamt van het Fenicische woord voor zout, is dat taalkundig gezien niet geloofwaardig. Hoogstwaarschijnlijk komt de naam van de semitische term m-l-k-t, Melkart oftewel God van de stad (Malik Kart). Melkart was de god van de handel; zijn plaats van verering is vrij vertaald een markt. Analoog betekent Medina niet alleen stad maar ook markt. Naast de Fenicische halfgod Melkart werd in heel Andalusië ook de godin Astarte, godin van de hemel, liefde en vruchtbaarheid in de semitische mythologie, vereerd.
Romeinen en Carthagers
Wat wel zeker is, is dat Málaga in de 6e eeuw v.Chr. werd veroverd door de Carthagers, die in die periode de handelspositie van de Feniciërs in de westelijke Middellandse zee overnamen. In het jaar 218 v.Chr. echter wordt de stad wederom veroverd, ditmaal door de Romeinen, tijdens de Tweede Punische Oorlog. De Romeinen schiepen vele belangrijke bouwwerken in de stad, waaronder de haven en het Romeinse theater. Málaga kreeg in deze periode ook haar officiële stadsrechten. Málaga groeide in deze tijd uit tot een belangrijk centrum van de regio, met een groeiende gemeenschap intellectuelen en kunstliefhebbers.
Germanen en Visigoten
Aan het succes gedurende de Romeinse tijd in Málaga kwam een abrupt einde in het jaar 411, toen de stad werd veroverd door de Germaanse Visigoten. In de 6e eeuw probeert keizer Justinianus I van het (Oost)-Romeinse Rijk het oorspronkelijke Romeinse Rijk te herstellen en herovert onder andere Málaga op de Germanen. In het jaar 623 komt de stad weer in Visigotische handen.
Moren
In de 8e eeuw werd het grootste deel van het Iberisch Schiereiland veroverd door de Moren. Vanaf dat moment maakte ook Málaga deel uit van het islamitische rijk Al-Andalus, en de stad kreeg de naam Malaqah. Aan het begin van de 11e eeuw werd het kalifaat Córdoba, waar ook Málaga bij hoorde, verdeeld in 40 verschillende ‘taifarijken’. Málaga werd nu de hoofdstad van haar eigen rijk, Rayya, een onafhankelijke deelstaat van het Moorse rijk. Rayya werd onder meer veroverd door het taifarijk Granada, de Almohaden en de Almoraviden. Deze laatste Berberse bevolkingsgroep bezette de stad van 1089 tot 1143, toen de stad in handen kwam van de Moorse koning Ibn Hud, die een hekel had aan de Almoraviden en hen meteen uit de stad verbande. Na zijn dood in 1238 werd de stad aangeboden aan de koning van Granada: Mohammed I van Córdoba. In het jaar 1348, toen de rest van Europa werd geplaagd door een grote pestepidemie, werden in Málaga het Alcazaba en het Kasteel op Gibralfaro voltooid, de twee belangrijkste monumenten van de Moorse samenleving in de stad.
Reconquista
Tijdens de Reconquista, oftewel de herovering van het land door de Spaanse katholieke koningen, bouwden de Moren een groot aantal verdedigingstorens rondom Málaga, zoals de Puerto de la Torre, Alhaurín de la Torre en Alhaurín el Grande. De herovering van Málaga, tijdens de Oorlog van Granada, verliep langzamer dan in welke andere Spaanse stad ook, en de inval van de katholieke koningen in 1487 leidde tot een zware strijd, waarbij erg veel doden vielen. Echter tevergeefs, want Málaga werd nog steeds verdedigd door het Moorse leger van het Rijk van Granada. Het Spaanse leger verwoestte daarom de oogst rondom de stad en blokkeerde de watertoevoer, zodat Málaga zich na zes maanden wel moest overgeven. Tijdens het beleg van Málaga werd de katholieke Spaanse koningin Isabella I bijna gedood. Koning Ferdinand II besloot een extreem zware straf op te leggen. De Moorse bevolking werd door de Spanjaarden veroordeeld tot slavernij of de doodstraf en naar schatting werden meer dan 15.000 Moren tot slaven gemaakt.[1] Een aantal jaren later telde de stad ongeveer 1000 Spaanse inwoners en werd begonnen aan de bouw van vier katholieke kerken: de San Juan, Sagrario, Santiago en Santos Mártires. In de 16e, 17e en 18e eeuw groeide de stad van 3616 naar 4296 families, ondanks verschillende epidemieën, aardbevingen, overstromingen en gewapende conflicten.
In 1585 gaf koning Filips II de opdracht om de haven van de stad nieuw leven in te blazen, en in 1588 werd een dijk aangelegd, die ervoor zorgde dat de haven kon worden uitgebreid. In de daaropvolgende eeuwen werd de haven steeds belangrijker. In 1791 kreeg de haven haar eigen douanegebouw.
Antequera is een stad in Andalusië, Spanje. De stad ligt 47 km ten noorden van de stad Málaga, aan de voet van de bergketen El Torcal en El Arco Calizo Chimenea, 575 m boven zeeniveau. De stad kijkt uit over een vruchtbare vallei, aan de zuidzijde grenzend aan de Sierra de los Torcales en aan de noordzijde aan de rivier de Guadalhorce. De ligging van de stad is indrukwekkend: met vele overblijfselen van oude stadsmuren en een Moors kasteel dat op een overhangende rots boven de stad uittorent. De gemeente Antequera heeft een oppervlakte van 817 km², waarmee het niet alleen de grootste gemeente in de provincie Málaga is maar tevens een van de grootste in heel Spanje.
De gemeente Antequera heeft 41.000 inwoners. De stad Antequera zelf heeft ongeveer 30.000 inwoners; de rest van de inwoners is verdeeld over de dorpen Bobadilla Pueblo, Bobadilla Estación, Cartaojal, Los Llanos de Antequera, Cañadas de Pareja, Villanueva de Cauche, La Joya, Los Nogales, Puerto del Barco en la Higuera.
Antequera heeft een treinstation op de lijn tussen Sevilla (Station Sevilla-Santa Justa) en Almería.
Bezienswaardigheden
Belangrijke gebouwen zijn onder andere de vele prachtige kerken, het 18e-eeuwse paleis van Nájera, nu het Gemeentelijke Museum, en de Real Colegiata de Santa María la Mayor uit de vroege 16e eeuw, een nationaal monument dat over de gehele stad heen kijkt. Een andere kerk, de Iglesia del Carmen, is in 2008 geheel gerenoveerd. De kerk is een goed voorbeeld van de barokke architectuur waardoor veel kerken in Antequera worden gekenmerkt en doet nu dienst als museum.
De arena, daterend van 1848, is vanaf 1984 herbouwd in een stijl die de diverse architectonische invloeden van de stad weerspiegelt en wordt algemeen beschouwd als een van de mooiste arena's in Spanje.
Antequera bezit archeologisch waardevol erfgoed dat teruggaat tot 2.500 v.Chr. In de wijken ten oosten van de stad ligt een van de grootste grafheuvels van Spanje, de Dolmen de Menga daterend uit de Bronstijd, met ondergrondse kamers die tot een diepte van 20 m zijn opgegraven. Daarnaast kan men nog twee grafheuvels bezoeken: Dolmen de Viera en Dolmen del Romeral. De Dolmens van Antequera zijn sinds 2016 UNESCO werelderfgoed.
In 1998 werd bij toeval het bestaan van de Romeinse thermen ontdekt, aan de voet van de Real Colegiata de Santa María la Mayor, op een steile helling van het terrein. Het gaat om een openbaar thermencomplex met enkele constructies die gedateerd zijn rond het midden van de 1e eeuw na Christus. Ook aan de rand van de stad, wanneer men Antequera binnenkomt vanuit de richting van Málaga, zijn er resten van een thermencomplex gevonden. Vanaf de weg ziet men de resten van een 53 meter lang zwembad.
Op een heuvel in het historische stadsgedeelte verheft zich een Moorse vesting. Deze is van 2006 tot en met 2008 gerenoveerd en eind 2008 weer voor het publiek geopend. Het murenstelsel van deze islamitische medina bestaat uit twee delen: de 'Alcazaba' zelf, die de volledige heuveltop in beslag nam, en een tweede ring, die naar beneden loopt vanaf de Puerta de la Villa, doorliep tot aan de Postigo del Agua en de 'Puerta de Málaga' (Poort van Málaga), om dan terug te keren naar de Alcazabe, nabij de 'Torre Blanca' (Witte Toren), die dienstdeed als woontoren. De belangrijkste toren is de 'Torre del Homenaje', die vierkant van opzet is en die voornamelijk werd gebruikt door de soldaten. Men betreedt de toren via een valpoort met aan weerszijden twee enorme gladde zuilen. De toren beschikt over verschillende etages. Boven op de toren is in het jaar 1582, nadat Antequera was heroverd op de Moren, een klokkentoren gebouwd. De klokkentoren huisvest de grootste klokken van de stad.
Vlak bij de ingang van de Alcazaba staat de 'Arco de los gigantes'. Deze indrukwekkende triomfboog, ontworpen door de architect Francisco de Azurriolawerd, werd gebouwd in het jaar 1585.
Rute is een gemeente in de provincie Córdoba , Spanje. Het ligt tussen Iznájar in het zuidoosten en Lucena in het noordwesten. De primaire economie is gericht op de uitgebreide productie van voedingsmiddelen, waaronder tientallen verschillende merken anijs en traditionele Spaanse hammen. Galleros en Flor de Rute hebben daar allebei hun fabrieken; Galleros is beroemd om zijn jaarlijkse "Belen" - de kerststal gemaakt van chocolade, die elk jaar vanaf ongeveer 15 oktober te zien is, en Flor de Rute vanwege hun suikerwerk dat in 2007 een levensgrote suikertafereel van Picasso omvatte .
Rute komt van het woord "Ruta" of "Route" in het Engels. Een route die Spaanse soldaten volgden toen ze Granada gingen veroveren, was het begin van Rute. Later werd de eerste "anijs" -fabriek geopend. Hierdoor werden meer fabrieken geopend en werd deze gemeente een van de belangrijkste anijsmakers voor over de hele wereld. Tegenwoordig zijn de meeste van deze fabrieken nog steeds open en veel mensen gaan met Kerstmis naar Rute voor de snoepjes die daar worden gemaakt. Er zijn ook veel festiviteiten. Er is "De Maagd van het Hoofd" (Virgen de la Cabeza), een processie die een kleine kerk verlaat en een dag lang het dorp doorkruist in mei (meestal in het tweede weekend van de maand). Er is ook een andere processie die "De Maagd van Carmen" is (Virgen del Carmen) die de Rute doorkruist op 15 augustus. Carnivalewordt hier ook gevierd, en het heeft veel invloed in februari, omdat veel mensen uit andere dorpen naar Rute gaan om daar feest te vieren. Pasen wordt ook gevierd en er zijn veel broederschappen die hun processies uitvoeren.
De olijfindustrie is ook de sleutel tot dit deel van Spanje, samen met het toerisme dat verband houdt met de bovengenoemde sites.
Lucena ( Spaanse uitspraak: [luˈθena] ) is een Spaanse stad en gemeente , in de provincie Córdoba , autonome gemeenschap van Andalusië , 60 km ten zuidoosten van Córdoba , 85 km ten noorden van Málaga , 140 km ten oosten van Sevilla , 105 km ten westen van Granada , en 90 km ten zuidwesten van Jaén , allemaal zeer belangrijke Andalusische provinciehoofdsteden. Met ongeveer 42.000 inwoners is Lucena de op een na grootste gemeente in de provincie, na de provinciehoofdstad Córdoba Het is gelegen op de samenkomst van belangrijke snelwegen in het geografische centrum van Andalusië. Mensen van Lucena worden lucentinos genoemd . De stad was oorspronkelijk bekend als Eliossana , misschien van de Hebreeuwse אלי הושענא ELI Hoshanna , "May God ons redden". De naam in het Arabisch is اليسانة Al-Yussana .
Geschiedenis
In vroege tijden werd Lucena bijna uitsluitend bewoond door Joden die samen met de oprichters waren aangekomen; [2] vandaar de naam "Jodenstad", een bijnaam die ook van toepassing was op Granada en Tarragona. De joden van Lucena, die uitgebreide handel en industrie uitoefenden, waren volgens de 11e-eeuwse moslimgeograaf Mohamed al-Edrisi rijker dan die van welke andere stad dan ook. Ze genoten dezelfde vrijheid als hun correligionisten in de grote moslimsteden. Hun rabbijn , die door de hele gemeenschap werd gekozen, kreeg speciale privileges en trad op als rechter in de burgerlijke en strafzaken die zich in de gemeenschap voordeden. De Joden leefden vreedzaam totdat de Almoraviden aan de macht kwamen.
Aan het begin van de 11e eeuw woonden verschillende belangrijke joodse geleerden in Lucena. Isaac Alfasi stichtte een grote Talmoedische academie in Lucena, en hier waren ook Isaac ibn Ghayyat , Isaac ibn Albalia en Joseph ibn Migash prominent aanwezig.
Lucena werd in 1240 van de Moren afgenomen door koning Ferdinand III van Castilië , maar het bleef eeuwenlang als grensdorp. In feite was het in een poging om het te heroveren dat koning Boabdil van Granada in 1483 gevangen werd genomen.
De parochiekerk dateert uit het einde van de 15e eeuw. Onze-Lieve-Vrouw van Araceli is een afbeelding die in de 16e eeuw uit Rome is meegebracht en is de beschermheilige van Lucena, canoniek gekroond in 1948.
De belangrijkste industrieën zijn de fabricage van meubels, industriële koelkasten, wijn, bronzen lampen en aardewerk, met name de grote aardewerken potten ( tinajas ) die in het verleden in heel Spanje werden gebruikt voor de opslag van olie en wijn, waarvan sommige meer dan 300 liter bevatten. Daar werden vroeger ook lucifers gemaakt. Er is veel handel in landbouwproducten. De paardenmarkt in september was beroemd in heel Andalusië , maar sinds de laatste decennia van de 20e eeuw is er alleen een kermis zoals in de meeste steden in Andalusië.
Deze stad dankt zijn naam aan een stad van de Filipijnse eilanden Lucena City en een andere stad in de staat Paraiba in het noordoosten van Brazilië , ook wel Lucena genoemd. Er is een aparte stad in het zuiden van Brazilië genaamd 'Presidente Lucena', een naam die afkomstig is van Henrique Pereira de Lucena (geboren in Recife , hoofdstad van de staat Pernambuco. Later benoemde hij Barão de Lucena (of Baron van Lucena) die de provincies Pernambuco , Bahia en Rio Grande do Sul in de 19e eeuw tijdens de periode van het Braziliaanse rijk .
Ook uit Lucena (Córdoba) was Abraham van Lucena (Portugees: Abraão de Lucena), een rabbijn die de eerste synagoge in de Verenigde Staten stichtte .
Paasvieringen - Semana Santa
Pasen, of Semana Santa, is de belangrijkste viering die jaarlijks in Lucena plaatsvindt, net als in de meeste delen van Spanje. De Semana Santa van Lucena, uitgeroepen tot bijzonder toeristisch belang, staat echter bekend om zijn eigenaardige en unieke manier van porteren of dragen van de "pasos" of processies. Al deze "pasos" worden gevormd door minstens één sculptuur, meestal honderden jaren oud. Ze worden op de schouders gedragen zoals nergens anders in Andalusië, alle dragers onbedekt (in tegenstelling tot de Sevilla- manier) en op hetzelfde niveau (in tegenstelling tot de Malagamanier). De manier waarop processies in Lucena worden gedragen, wordt "santería" genoemd, en het is een bijzonder kenmerk van de stad. Santería kan het beste worden gewaardeerd op paasdonderdag (Jueves Santo), waar 9 "pasos" de straat opgaan. Niet te missen zijn de Cristo de la Columna, door de meest beroemde beeldhouwer Pedro Roldán , gemaakt in 1675, en de indrukwekkende Cristo de la Sangre, meegebracht uit het Spaanse Amerika in het begin van de 17e eeuw.
De beste Semana Santa-dagen in Lucena zijn Palmzondag (5), dinsdag (7), donderdag (9) en zaterdag (1).
Palmzondag ziet 5 "pasos" op straat die behoren tot 3 verschillende gemeenten en kerken. Ze komen op een gegeven moment samen en creëren een enkele processie. Palmzondag belicht de Cristo de la Bondad en de Oración en el Huerto en de Madonna de la Estrella.
Maandag is alles gewijd aan één enkele gemeente (cofradía), die van de franciscaanse broeders. De "pasos" hebben hun verblijf in een heel mooi Franciscaans klooster in het centrum van Lucena. Hoogtepunten van deze dag zijn de "trono" (platform waarop de sculpturen worden gedragen) van de vereerde Medinaceli Christus, en de Virgen de Piedra, een Madonna zoals die van Michelangelo in het Vaticaan in Rome .
Dinsdag ziet 3 verschillende gemeenten en 7 verschillende "pasos" in de straten van Lucena. De eerste, de Carmine-congregatie, gesticht in 1606 met 3 zeer oude, historische en eigenaardige "pasos" die vertrekken vanuit de Carmen-kerk in Zuid-Lucena. Niet te missen zijn de " Virgen de los Dolores ", van de oude school van beeldhouwwerken uit Granada , evenals de " Señor de la Humildad ". Deze gemeente is een van de oudste in de stad en heeft dezelfde tradities behouden als eeuwen geleden.
De twee andere gemeenten hebben hun locatie in de zeer centrale St. Matthew's Cathedral, op Plaza Nueva. De Servitas-congregatie, opgericht in 1724 maar het belangrijkste, de "Peace & Love" -congregatie, met in de hoofdrol de "Madonna of Peace & Love", een van de mooiste, evenwichtigste en mooiste "pasos" de hele week, evenals de "Christus van Vrede liefde". Dinsdag is echt een bezoekje waard.
Woensdag is momenteel de armste dag in Lucena. Slechts één gemeente, die van "El Valle", en 2 "pasos" alleen op straat. Maar dit verwijst slechts tot middernacht en "Jueves Santo" begint, de meest complete en traditionele dag in Lucena.
Donderdag om middernacht vindt in St. Matthew's Cathedral een van de meest verwachte momenten van de week plaats: de "Cristo del Silencio" komt zwijgend uit de kerk en met alle lichten uit. Een heel bijzonder moment dat de nauwste band legt tussen de Andalusische Heilige Week-traditie en die van Castiliaanse achtergrond. De " Cristo del Silencio " komt het dichtst in de buurt van een Castiliaanse processie die je in Lucena kunt hebben. Maar dit is pas het begin. In de vroege namiddag begint de tweede gemeente haar processie vanuit de zeer kleine "Dios Padre" -kapel in Oost-Lucena. 3 zeer eigenaardige "pasos" vormen deze congregatie, waarvan er 2 uniek zijn voor Lucena: die van de " Holy Faith Allegory " en ook die van "
En nu komen we bij het langverwachte moment in de hele paasweektraditie van Lucena. De meest vereerde en traditionele "paso" staat op het punt zijn processie te beginnen: de "Cristo de la Columna", door Pedro Roldán , komt altijd punctueel uit de St. Jacques kerk. De manier waarop deze "paso" naar buiten komt, de manier waarop hij in het bijzonder wordt gedragen, en alle "saetas" (flamenco-achtige gebeden die worden gezongen als een maagd of christus die wordt verwerkt in Andalusië ) die gedurende de hele avondnacht worden gezongen zijn op zichzelf al een reden om die dag een bezoek te brengen aan Lucena. Maar dit is nog niet klaar. De " Cristo de la Sangre", een van de meest serieuze, traditionele, gerespecteerde en historische" paso's "die er is in Lucena. Komend uit de St. Francis kerk in het centrum van Lucena. In totaal zijn er op donderdag 9" pasos "in Lucena. En het beste van ze komen allemaal samen in de Alcaide-straat Las Torres (centrum) waar ze naar Plaza Nueva (hoofdplein) gaan voordat ze de El Peso-straat nemen, waar ze uiteindelijk uit elkaar gaan.
Donderdag en Goede Vrijdag komen traditioneel samen. Er zijn maar een paar uur zonder "pasos" op straat sinds die van donderdag om 02.30 uur terug naar de kerk komen en de volgende, Nazareno Christ, komt om 06.00 uur naar buiten. De Nazareno-gemeente is samengesteld uit 6 "pasos". De Nazareno zelf is een zeer oud en zeer vereerd beeldhouwwerk in renaissancestijl. De congregatie werd opgericht in 1599, een van de oudste in de stad. Het heeft ook de goede oude smaken uit het verleden behouden.
Zaterdag is er maar één gemeente en één paso erbij. De "Soledad". Deze gemeente is de oudste in Lucena, opgericht in 1564. Zeer mooie processie, goed georganiseerd, evenwichtig en serieus.
Zondag, zoals gewoonlijk, maakt de gemeente "Wederopstanding" een einde aan een hele week van vieringen.
Córdoba is een stad in Andalusië in het zuiden van Spanje. Het is de hoofdstad van de provincie Córdoba. De stad ligt op 122 meter boven zeeniveau, aan de rivier Guadalquivir en aan de voet van het gebergte Sierra Morena. In 2005 had ze 321.165 inwoners, waarmee het de derde stad van Andalusië is. Het is de warmste stad van Europa: de temperatuur stijgt elk jaar weer maandenlang onafgebroken boven 35 °C.
Córdoba was ooit een van de belangrijkste steden ter wereld, in de 10de eeuw zelfs de op een na grootste, met een voor die tijd ongekend hoog inwonertal van rond de 500.000. Het was de hoofdstad van het middeleeuwse emiraat Córdoba, later het kalifaat Córdoba. Uit die tijd zijn talrijke monumenten overgebleven, waarvan de Mezquita het bekendste is. Sinds 1984 staat het historische centrum van de stad op de Werelderfgoedlijst van UNESCO.
De stad is de geboorteplaats van filosofen als Seneca, Averroes en Maimonides. In culinaire kringen is Córdoba bekend vanwege het gerecht Rabo de Toro, een stoofpot van stierenstaart.
Als gevolg van de omvangrijke Spaanse kolonisaties dragen op het Amerikaanse continent meer dan 1000 plaatsen de naam Córdoba. De belangrijkste daarvan is Córdoba in Argentinië.
Geschiedenis
De eerste permanente bewoners van het gebied rond Córdoba waren de Tartessos. Ze dolven er koper en zilver. In de loop van de jaren begonnen zij ook met het bebouwen van het land, wat later de basis van de economie zou vormen. Tijdens de opkomst van de Carthagen verscheen de eerste bekende naam van de stad: “Karduba”. Die naam was een samentrekking van Kart-Juba (Stad van Juba), naar een Numidische generaal genaamd Juba, die het leven verloor in de omgeving van de stad, rond 250 v.Chr.
De Romeinse Tijd
In het jaar 206 v.Chr. werd Karduba veroverd door de Romeinen na de Slag van Ilipa. Zij gaven de stad een nieuwe naam, namelijk “Corduba”. Rondom 113 v.Chr. had Corduba al een eigen Romeins forum en in het jaar 80 v.Chr. werden de eerste munten geslagen. In 49 v.Chr. gebruikte Julius Caesar Corduba als regeringscentrum voor de steden van het toenmalige rijk “Hispania Ulterior”. Na de strijd tussen Caesar en de Romeinse aristocraat Pompeius werden in 27 v.Chr. de Spaanse provincies compleet gereorganiseerd. Vanaf dat moment werd Corduba de hoofdstad van de provincie Hispania Baetica, wat neerkomt op de huidige Spaanse regio’s Andalusië en Extremadura. In de daaropvolgende eeuwen groeide de stad erg snel en kreeg ze haar eigen koninklijk paleis, amfitheater, tempel, circus, drie aquaducten met bronzen versieringen, verscheidene fonteinen en een groot theater. Door deze Romeinse productiviteit had Corduba rond 300 na Chr. meer belangrijke gebouwen dan Rome.
De belangrijkste Romeinse keizers die in deze tijd o.a. Corduba regeerden waren:
- Claudius Caesar Augustus Germanicus
- Nero Claudius Caesar Augustus Germanicus
- Titus Flavius Domitianus
- Marcus Aurelius Valerius Maximianus Herculius
In de 3de eeuw kreeg Corduba te maken met het christendom. De stad kreeg in die periode namelijk haar eerste eigen bisschop, de leider van het Concilie van Nicaea. Hij werd de rechterhand van keizer Constantijn de Grote en had daardoor veel invloed op het beleid van het gehele rijk. Deze christelijke aanwezigheid verklaart ook de weerstand van Corduba tegen de opkomst van de ariaanse Visigoten in de daaropvolgende eeuwen.
De Byzantijnse en Visigotische Tijd
In het jaar 411, na de val van het West-Romeinse Rijk en tijdens de Grote Volksverhuizing, werd Corduba tijdelijk bezet door Vandalen. Deze indringers gaven ook hun naam aan het huidige Andalusië, afgeleid van “Vandalucía”. Aan het begin van deze periode was Corduba een onafhankelijke stad, maar toch behielden de Romeinse instituties enigszins hun macht. In 550 werd Corduba echter veroverd door de Byzantijnse Justinianus I, en in 572 door de Visigotische koning Leovigild. Deze laatste werd de eerste Visigotische koning. Hij voelde zich dusdanig machtig dat hij munten liet slaan met zijn naam erop. In de 6de eeuw werd er een groot aantal Visigotische monumenten in de stad gebouwd, zoals de Byzantijnse kerk Santa Clara, de kerk van de Drie Heiligen en de basiliek van San Vicente Mártir.
Er was veel opstand tegen dit nieuwe bewind en de katholieke bevolking van Corduba had moeite met het accepteren van een niet-katholieke koning. Door deze onrust en instabiliteit verloor de stad een deel van haar oorspronkelijke macht en werd het oude Hispalis (het huidige Sevilla) aanzienlijk belangrijker.
Moorse Tijd
Vanaf 711 werd een groot deel van het huidige Zuid-Spanje veroverd door de Moren, onder leiding van Tariq ibn Zijad. Ook Córdoba wordt ingenomen. Het is politiek gezien zeer instabiel: in de 30 jaar tussen 716 en 747 regeerden in totaal 19 stadhouders in Córdoba. In 756 veranderde het oude Corduba in de hoofdstad van de “Emiraat van Córdoba”, een onafhankelijke staat die over het hele Moorse rijk Al-Andalus regeerde. Het werd opgericht door de Umayyadische prins Abd Al-Rahman, die de kleinzoon was van de Umayyadische kalief Hisham. In 912 veranderde de staat in het nog machtigere kalifaat Córdoba, opgericht door Abd al Rahman III (880 - 961). In het jaar 1000 was Córdoba uitgegroeid tot de grootste stad ter wereld met officieel 450.000 inwoners (volgens sommige bronnen meer dan 1 miljoen). Het was het belangrijkste financiële, commerciële en culturele centrum van de wereld. In die periode werd ook de indrukwekkende Mezquita gebouwd en de chique wijk Medina Azahara, nu een van de cultuurschatten van Spanje. Ook beschikte de bevolking van Córdoba over de grootste bibliotheek ter wereld met 400.000 boeken.
Aan de bloeiperiode van het rijk van Córdoba kwam een eind toen Abd al-Malik in oktober 1008 overleed. In 1013 werden in een pogrom duizenden Joden vermoord.[1] Het kalifaat Córdoba eindigde op 30 november 1031, toen de laatste kalief Hisham III (1027-1031) afstand deed van de kaliefentitel, na verdreven te zijn uit Córdoba.
Katholieke Tijd
Op 29 juni 1236, in de tijd van de Reconquista, werd Córdoba veroverd door de katholieke koning Ferdinand III. Vanaf deze dag werden alle Moren de stad uitgezet met zoveel spullen als zij mee konden nemen. Een groot deel van de Romeinse gebouwen werd verdeeld onder de adel die had bijgedragen aan de verovering, waarvan velen afkomstig waren uit Noord-Spaanse regio’s zoals Burgos en Navarra. In de regeringsperiode van Koning Ferdinand III werden er veertien nieuwe kerken gebouwd en in 1241 werd Córdoba onderverdeeld in veertien wijken. Elke wijk had haar bijbehorende kerk. Onder het bewind van koning Alfons XI werden nog meer religieuze bouwwerken geconstrueerd, waaronder de Sinagoga de Córdoba en het Alcázar de los Reyes Cristianos; het laatste zou later worden veranderd in een koninklijk paleis. Ook werd Córdoba in de 15de eeuw de katholieke uitvalsbasis voor de verovering van Granada in 1478.
16de t/m 20ste eeuw
In 1523 werd begonnen met de bouw van de kathedraal van Córdoba, onder leiding van Hernán Ruiz I en zijn zoon Hernán Ruiz II. In 1571, onder het bewind van koning Filips II, werden de Arco del Triunfo en de Puerta del Puente gebouwd. In die periode, tot ver in de 17de eeuw, bleef Córdoba een belangrijke en machtige stad, waar moderne ideeën ontstonden. In de 18de eeuw kwam er echter een einde aan die macht en vechtersmentaliteit, onder meer door epidemieën, extreme droogte en slecht stadsbestuur. Ook het inwonertal van de stad daalde aanzienlijk en begon pas aan het begin van de 20ste eeuw weer langzaam te stijgen. Dit gold echter niet voor de economie, die pas na de val van de dictatuur van Francisco Franco in de jaren 70 weer bijtrok.
Sevilla is een gemeente en de hoofdstad van de Spaanse autonome regio Andalusië, en van de provincie Sevilla. Het is de belangrijkste stad van Zuid-Spanje op het gebied van cultuur, politiek, economie en kunst. In 2013 had de stad 700.169 inwoners, en in de agglomeratie Sevilla wonen 1.519.639 mensen.
Sevilla ligt aan de rivier de Guadalquivir, die voor niet al te grote zeeschepen bevaarbaar is tot in de stad. Sevilla heeft het grootste historische centrum van Spanje en een van de grootste van Europa,[1] waarin de belangrijkste bezienswaardigheden van de stad, de kathedraal van Sevilla met de toren Giralda, het Alcázar en de Torre del Oro zich bevinden. De Sevillaanse wijk Triana wordt beschouwd als de geboorteplaats van de Spaanse dans- en muziekstijl flamenco. De stad staat in Spanje ook bekend om het niet-officiële, maar zeer afwijkende dialect dat er gesproken wordt. Door de uitspraak zijn de “sevillanos” zelfs voor andere Spanjaarden niet altijd te verstaan.
Geschiedenis
De Grieken en Romeinen
Volgens de Griekse en Romeinse mythologie werd de stad gesticht door Herakles toen hij de Hesperiden bezocht. Door opgravingen weet men dat de stad rond 1000 v.Chr. in het gebied van Tartessos lag. Volgens sommigen wás Sevilla oorspronkelijk zelfs Tartessos. De Feniciërs en Carthagenen veroverden de stad rond 600 v.Chr. In deze tijd werd Sevilla gebruikt als handelscentrum voor het zuiden van het Iberisch Schiereiland, totdat het land werd veroverd door de Romeinen. Zij noemden de stad “Colonia Iulia Romula Hispalis” of kortweg “Hispalis”, hoofdstad van de toenmalige provincie Hispania Baetica. Vlakbij stichtten de Romeinen de kolonie Italica, en van hieruit werd Zuid-Spanje grondig geromaniseerd. De rijkdommen van de zilver en goudmijnen van de streek kwamen ten goede aan Rome en o.a. Julius Caesar, die een tijdje gouverneur in Baetica was, bekostigde hiermee zijn verovering van de macht over het Romeinse Rijk. Tijdens het verval van het West-Romeinse Rijk werd er door verschillende Germaanse stammen gestreden om de stad maar uiteindelijk werden de Visigoten de baas.
De Visigoten
In het jaar 426 werd de stad ingenomen door de Vandalen, onder leiding van Gunderic, en in het jaar 441 door de Sueben onder leiding van Koning Rechila. Ongeveer 100 jaar later werden zij uit de stad verdreven door de Visigoten en hun koning Leovigild. Daarna volgde de opstand van zijn zoon, Hermenegild, die zich katholiek verklaarde, en daardoor een vijand van zijn eigen vader werd. Koning Leovigild werd dan ook opgevolgd door zijn andere zoon, Reccared I, die in 586 de troon overnam, waarna goede tijden voor Sevilla aanbraken.
De Moren en Vikingen
In het jaar 712 werden Sevilla, Medina-Sidonia en Mérida veroverd door de Moren onder leiding van koning Musa en zijn zoon Abd al-Aziz ibn Mussa. Vanaf dat moment veranderde Sevilla, samen met Córdoba in een van de belangrijkste steden ter wereld. Op 844 werd het Moorse Sevilla aangevallen door de Vikingen, die na hun mislukte aanvallen op Asturië, Galicië en Lissabon verder naar het zuiden waren afgedaald. Zij bestormden de stad gedurende zeven dagen, zonder succes, en verscholen zich daarna op het nabijgelegen eiland Isla Menor in de rivier de Guadalquivir, wachtend op hulptroepen. Het machtige Moorse kalifaat Córdoba was hen echter voor, en op 11 november 844 begon een rampzalige strijd, waarin met name de Vikingen duizenden mannen verloren en zich uiteindelijk moesten overgeven. Zij die het overleefden, installeerden zich als boeren in nabijgelegen dorpen als Carmona en Coria del Río. De Vikingen probeerden overigens verschillende keren Sevilla alsnog te veroveren, in 859, 966 en 971, zonder succes.
De Moren gaven Sevilla de Arabische naam Ishbiliya, dat later veranderde in Shbiya, en waar ook het huidige Sevilla van is afgeleid. Onder het Moorse bewind groeide de stad zowel cultureel als economisch gezien enorm, en werd een van de belangrijkste steden van het rijk Al-Andalus, samen met Córdoba. Sevilla was hoofdstad van een van de vele taifarijken, en was daarvan van 1023 tot 1091 het machtigste. Rondom het jaar 1063 begon echter langzaam maar zeker de katholieke opkomst, en al snel werd de stad voor het eerst afhankelijk van het Rijk van Castilië. In de tijd van de Almohaden bouwde men in Sevilla onder andere de Giralda en het Alcázar. Aan het einde van de 11e eeuw werd de stad bewoond door de Almoraviden, die zorgden voor verdere economische groei. In 1248 werd Sevilla officieel veroverd door Castilië, onder leiding van de katholieke koning Ferdinand III.
De Joden van Sevilla
Tot de inwoners van Sevilla behoorden ook Spaanse Joden (Sefardim). Zij woonden daar al sinds Romeinse tijden en mogelijk zelfs eerder. Net als in de rest van Moors Spanje konden zij na de Moorse verovering van Sevilla in 712 in relatieve vrijheid leven, alhoewel hieraan een einde kwam ten tijde van de heerschappij van de Almohaden. De Joodse bevolking van Sevilla verwelkomde de Reconquista van Sevilla in 1248. Na de Reconquista konden de Joden van Sevilla in het begin in relatieve vrijheid leven. Maar naarmate de tijd vorderde, raakten zij steeds meer in de verdrukking. In 1391 sloeg het noodlot toe: nagenoeg de hele Joodse bevolking van Sevilla werd het slachtoffer van een pogrom. In 1492 werden de overgebleven Joden van Sevilla gedwongen Spanje te verlaten indien zij zich niet tot het christendom bekeerden. Zij die zich bekeerden, werden conversos of nieuwe christenen genoemd. Zij die ervan verdacht werden in het geheim hun Joodse geloof te blijven belijden, werden door de Inquisitie vervolgd. In 1502 werden de overgebleven Moren van Sevilla eveneens tot bekering gedwongen. Zij die zich bekeerden, werden morisken genoemd.
De wijk “Santa Cruz” staat bekend als de oude Joodse wijk van Sevilla.
De Spaanse kolonisatie van Amerika
De ontdekking van de Nieuwe Wereld door Christoffel Columbus in 1492 en het begin van de Spaanse kolonisatie was een zeer belangrijke gebeurtenis voor Sevilla. Vanaf dat moment werd het namelijk de belangrijkste haven tussen Europa en Amerika en de thuisbasis van de beroemde zilvervloot. Sevilla was al een van de belangrijkste havens van Spanje voor de handel met Vlaanderen en Italië. Een aantal jaar later werd de Real y Supremo Consejo de Indias in Sevilla gesticht door de Katholieke Koningen. Vanuit dit centrum werden alle ontdekkingsreizen, het transport van eventuele schatten en handelsrelaties met de Nieuwe Wereld georganiseerd. Door deze belangrijke rol groeide de stad, en telde rond het jaar 1500 al meer dan 100.000 inwoners. Het werd een van de meest ontwikkelde steden van Spanje, met mooie stenen straten en huizen. De stad trok handelaren, ontdekkingsreizigers en consuls aan vanuit heel Europa, de stad was nu immers de beste plek om te profiteren van de rijkdommen uit Amerika. Het archief van de Consejo wordt bewaard in het Archivo General de Indias. Door deze multiculturele invloeden groeide de stad ook op creatief gebied, met name de schilder- en beeldhouwkunst en literatuur droegen bij aan de Spaanse Gouden Eeuw. Ook industrieel groeide Sevilla, door de productie van nieuwe producten als zijde, zeep en keramiek, en de komst van meer dan 50 fabrieken.
De 17e eeuw
Door de grote wereldwijde macht van Spanje kwam in het jaar 1615 Hasekura Tsunenaga naar Sevilla, een Japanse ambassadeur. Zijn doel was handelsrelaties tussen Japan en Spanje aan te gaan. Aan het begin van de 17e eeuw begon de macht van Sevilla echter af te nemen, onder andere omdat het “Archivo General de Indias” werd overgenomen door de haven van Cádiz. Ook ondervond de stad last van de financiële crisis die zich over heel Europa verspreidde en werd geteisterd door verschillende overstromingen en de pestepidemie, waardoor naar schatting 60.000 mensen overleden, bijna de helft van de stadsbevolking. Op religieus gebied ontwikkelde Sevilla zich echter als nooit te voren, en in 1671 waren er meer dan 45 kloosters, bewoond door onder anderen franciscanen, dominicanen, augustijnen en jezuïeten. Vanaf dat moment stond Sevilla wereldwijd bekend als “Tierra de María Santísima”, oftewel “Grond van de Heilige Maria”.
De 18e en 19e eeuw
De Franse invasie van het Iberisch Schiereiland strekte zich ook uit tot Sevilla, en de stad werd in 1810 bezet door Jozef Bonaparte, broer van Napoleon Bonaparte. Deze verovering verliep echter zonder gevechten en verlies van mensenlevens, maar baseerde zich op onderhandelingen. In 1812 kwam echter al een einde aan de Franse bezetting, door de tegenaanvallen van zowel Spanje als Engeland. De Franse koning verliet de stad; maarschalk Soult beroofde Sevilla echter van een groot aantal kunstschatten. In de 19e eeuw werd begonnen aan het aanleggen van een spoorlijn in Sevilla, hiervoor was de vernietiging van het grote aantal stadsmuren nodig, en in deze periode begon dan ook de geografische stadsuitbreiding.
NO8DO
De 20e en 21e eeuw
In 1929 organiseerde de stad de Ibero-Amerikaanse Tentoonstelling, waarvoor het beroemde “Plaza de España” werd aangelegd. Sevilla werd ook slachtoffer van de Spaanse Burgeroorlog en de bezetting van dictator Francisco Franco, zij het in mindere mate dan Madrid en Barcelona.
Wat recenter, in 1992, organiseerde Sevilla een prestigieuze Wereldtentoonstelling. Een deel van de installaties die hiervoor werden gebouwd zijn veranderd in het grootste technologische wetenschapspark van Andalusië, het pretpark Isla Mágica en de beroemde brug Puente del Alamillo, ontworpen door Santiago Calatrava. Al sinds een groot aantal jaren wordt gewerkt aan de aanleg van een metronet in Sevilla.
In juni 2002 was Sevilla gaststad voor de Europese Raad; als reactie hierop ontstonden er verschillende protesten tegen de intensieve samenwerking binnen de Europese Unie. Sevilla is een politiek socialistische stad (PSOE). Na de Spaanse verkiezingen van 2004 had de socialistische partij een voorsprong van 30,4% op haar rivalen; dat was hoger dan in alle andere Spaanse steden. Tot grote schok van de PSOE is hieraan in mei 2011 een einde gekomen. Door de economische crisis in Spanje ontstond grote ontevredenheid onder de bevolking. Hierdoor werden de gemeentelijke verkiezingen voor de PSOE een nederlaag. Zelfs in het PSOE-bolwerk Sevilla won de PP (Partido Popular).
Motto van Sevilla
Het motto van Sevilla is “NO8DO”, waarbij de 8 een knot wol (in het Spaans: madeja) voorstelt. De rebus moet dus gelezen worden als "NO MADEJA DO", een informele uitspraak van "No me ha dejado", wat in het Spaans “Zij heeft me niet verlaten” betekent. Volgens de legende is deze spreuk in de 13e eeuw gebezigd door Alfons X die daarmee vaststelde dat Sevilla ("Zij") hem niet in de steek heeft gelaten bij zijn strijd tegen zijn zoon Sancho IV. De spreuk wordt echter ook toegeschreven aan Ferdinand III, die dit zei in 1248 bij de bevrijding van Sevilla van de Moren. Dit motto is niet alleen terug te vinden in de vlag van Sevilla (zie afb.) maar ook op veel putdeksels en wordt altijd verwerkt in de poort ("La Portada") van de Feria de Abril.
Klimaat
Sevilla staat bekend om zijn extreem hete klimaat, de gemiddelde jaartemperatuur is 18,6 graden Celsius. Dit maakt Sevilla een van de warmste steden van Europa. De winters zijn relatief mild; in januari, de koudste maand van het jaar, is de gemiddelde maximumtemperatuur 16°C. De zomers zijn heet, droog en lang; van maart tot en met november kan de temperatuur de 30°C bereiken. In de maand juli is de gemiddelde maximumtemperatuur 35,3°C en de 40 gradengrens wordt met regelmaat overschreden. De gevoelstemperatuur kan oplopen tot boven de 50°C. De officiële recordtemperatuur werd gemeten op 25 juli 1995: 46,6°C. Gemiddeld kent de stad 41 dagen regen per jaar, waarvan de helft te verwaarlozen is, omdat er maar een paar millimeter neerslag valt.
Zafra ( Spaanse uitspraak: [θa.fɾa] ) is een stad gelegen in de provincie Badajoz ( Extremadura , Spanje), en de hoofdstad van de comarca van Zafra - Río Bodión . Het heeft een bevolking van 16.677, [2] volgens de volkstelling van 2011.
Zafra is de geboorteplaats van Fray Ruy Lopez , auteur van een van de eerste Europese verhandelingen over schaken, en de humanist en scheidsrechter Pedro de Valencia .
Geschiedenis
In het gebied zijn menselijke sporen uit de grote oudheid gevonden. In de "El Castellar" bergen bevinden zich grotten met pictogrammen . Ook werd in de nabijgelegen kapel van Belén een fort gevonden dat dateert uit de bronstijd .
Romeinse tijd
Zafra is in verband gebracht met de Romeinse namen Restituta Iulia Imperial , [3] Contributa Iulia Ugultunia , [4] en Segida Restituta Iulia , [4] maar dit geldt ook voor een aantal van de andere steden in de omgeving. [5] De naam Contributa Julia komt voor op een kaart uit 1849 [6] van Roman Hispania (in het zuidwesten van Spanje, in het gebied met de naam Baeturia ) naast de naam Regina (momenteel geassocieerd met de ruïnes van een kleine Romeinse stad van de zelfde naam [ nodig citaat ] [7]), wat geografische steun verleent aan de mogelijkheid van een associatie met de naam Contributa Iulia of Contributa Julia met Zafra. Andere bronnen ondersteunen echter een associatie van de naam Segida Restituta Iulia met Zafra. [8] [9] Weer andere, gezaghebbende bronnen associëren geen Romeinse naam met Zafra. [10] In het gebied rond Zafra zijn de overblijfselen te vinden van maar liefst 20 Romeinse villa's . [11] Deze, en associaties tussen de naam Restitutia Iulia en een migratie van de legendarische Segeda , [12] kunnen verband houden met de oorsprong van de stad.
Onder Moorse overheersing
Een belangrijk feit is dat Zafra ligt tussen Badajoz en Sevilla , de hoofdstad van de provincie Baetica .
In de middeleeuwen lag Zafra op de grens die de domeinen Sevilla en Badajoz verdeelde , en in 1030 werd een verdedigingswerk gebouwd in het Castellar-gebergte. Dit fort zou in 1094 door de Moorse geograaf Abu Abdullah al-Bakri Sajra Abi Hassan gaan heten. De Arabieren noemden de stad Safra , of Cafra , wat 'de gele' betekent, waarvan de huidige naam is afgeleid.
De Reconquista
Tijdens de Reconquista werd Zafra twee keer veroverd door christelijke troepen, eerst in 1229 door Alfonso IX en vervolgens definitief door Ferdinand III , in een campagne door het huidige Extremadura, beschreven in Alfonso X 's Crónica General de España (Algemene geschiedenis van Spanje) .
De meest ingrijpende verandering was echter de toekenning van de stad door Hendrik III van Castilië aan Gomes Suárez de Figueroa , die tot dan toe een dienaar was geweest van de koningin en zoon van de Grootmeester van de Orde van Santiago . Gomes 'zoon en tweede titelhouder, Lorenzo Suárez de Figueroa , begon van Zafra het centrum van het domein van Feria te maken Hij begon een muur te bouwen met als tweeledig doel: verdediging van en controle over buren, kooplieden en reizigers. De constructie duurde van 1426 tot 1449 (of 1442). Ook in 1437 gaf hij opdracht tot de bouw van een van de meest karakteristieke gebouwen van de stad, El Alcázar, dat zijn woonplaats zou zijn. Bovendien financierde hij het ziekenhuis van Santiago en voltooide hij het klooster van de Clarissen van Sint-Maria van de Vallei, dat als mausoleum voor zijn gezin zou worden gebruikt . In 1460 verhoogde Hendrik IV van Castilië het district tot de status van een condado (graafschap) en voegde de dorpen Halconer y La Morena toe aan het domein van Lorenzo.
16e eeuw verder
In de 16e en 17e eeuw werd de stad gemoderniseerd, een voorbeeld hiervan was de verbouwing van het Alcázar tot een paleis in Oostenrijkse stijl, en een nieuwe kerk werd voltooid. Al deze modernisering was begonnen toen de vijfde graaf van Feria in 1567 tot hertog en grootvader werd verheven voor zijn bijdragen aan de staat onder Felipe II .
In de 17e eeuw werd het hertogdom Feria verenigd met het Markieschap van Priego en in de 18e eeuw werd het geïntegreerd met het hertogdom Medinaceli .
Almendralejo ( Spaanse uitspraak: [almendɾaˈlexo] ) is een stad in de provincie Badajoz , Extremadura , Spanje. Het ligt 45 km ten zuidoosten van Badajoz , aan de hoofdweg en spoorlijn tussen Mérida en Sevilla . Met ingang van 2010 heeft het een bevolking van 33.975. Het was de plaats van een veldslag en bloedbad in 1936 tijdens de Spaanse Burgeroorlog .
Historisch overzicht
Het prachtige grote zilveren Missorium van Theodosius I , een van de best bewaard gebleven voorbeelden van laatantieke keizerlijke beelden, werd hier gevonden, wat aangeeft dat er een belangrijke laat-oude Romeinse vindplaats in de buurt moet zijn.
De "Albero de ferria" in Almendralejo, gebouwd in 1747, was een van de vroegste voorbeelden van een grootschalige waterkrachtdam. Het was 122 m lang en 19,5 m hoog. Het was een puin-metselwerkconstructie en had verschillende steunberen om het te versterken. Sommige hiervan waren overdekt om een molen te huisvesten en het was de eerste dam die daadwerkelijk een waterrad in zijn structuur bevatte . [2]
In 1936 vond hier een veldslag en bloedbad plaats tijdens de Spaanse Burgeroorlog. [3]
De toekomstige koningin Letizia van Spanje trouwde in 1998 met Alonso Guerrero Pérez, een schrijver en docent in Almendralejo. [4] Het huwelijk werd in 1999 door echtscheiding ontbonden. [5]
Geografie
Almendralejo ligt ongeveer 45 km (28 mijl) ten zuidoosten van Badajoz op de spoorlijn tussen Sevilla en Mérida. Het ligt ten zuiden van de rivier de Guadiana op een uitgestrekte vlakte, met het enigszins verhoogde gebied in het zuiden bekend als de Tierra de Barros. De stad groeide snel aan het einde van de negentiende eeuw toen de wegen en spoorwegen werden ontwikkeld. Het heeft brede straten en mooie gebouwen. De economie is gericht op landbouw met extensieve teelt van granen, fruit en druiven. [6] Er zijn veel wijngaarden rond de stad, waar lokale rode wijn wordt geproduceerd, [7] en het gebied staat ook bekend om de productie van brandewijn. [6]
Cultuur
Opmerkelijke historische gebouwen van Almendralejo zijn onder meer de kerk van de zuivering, de Iglesia Parroquial de Nuestra Señora de la Purificación, voltooid in 1515, in gotische stijl. Het heeft een goed geproportioneerde toren en een zeventiende-eeuwse retablo (devotionele schilderkunst). Het Palacio del Marqués de Monsalud is een zeventiende-eeuws gebouw dat nu als stadskantoor wordt gebruikt. Het gebouw omringt een centrale binnenplaats, en op de begane grond zijn er bogen gemonteerd op roze granieten zuilen en een voetstuk versierd met achttiende-eeuwse Sevilla-tegels; op de eerste verdieping is er een rode keramische balustrade ondersteund door kleine granieten zuilen met bogen. Het was de geboorteplaats van de revolutionaire dichter José de Espronceda , [7]en herbergt een museum van Romeinse oudheden uit de regio. [6]
Carolina Coronado (volledige naam: Victoria Carolina Coronado y Romero de Tejada} (12 december 1820 - 15 januari 1911) was een Spaanse schrijfster, beroemd om haar poëzie, beschouwd als het equivalent van hedendaagse romantische auteurs zoals Rosalía de Castro . Als een van de meest bekende dichters die schreven in het midden van de 19e eeuw in Spanje, ze speelde ook een diplomatieke rol (ze was getrouwd met Horatio Perry, de Amerikaanse secretaris van de Amerikaanse legatie in Madrid.) Ze onderhandelde allebei met de Spaanse koninklijke familie in privé en, door middel van een reeks veel gepubliceerde gedichten, promootte de doelstellingen van de regering van Lincoln, met name de afschaffing van de slavernij. [8]
Mérida is een gemeente in de Spaanse provincie Badajoz en hoofdstad van de autonome regio Extremadura, met een oppervlakte van 866 km². Mérida heeft 59.174 inwoners (1 januari 2016). De stad ligt aan de rivier de Guadiana.
Romeinse tijd
De stad is gesticht in 25 v.Chr. door de Romeinse keizer Augustus en werd de hoofdstad van de Romeinse provincie Hispania Lusitania. De Romeinse naam van de stad was Emerita Augusta, waar de huidige naam van afgeleid. Mérida groeide uit tot een der belangrijkste van het Romeinse Rijk en vele monumenten uit die tijd zijn bewaard gebleven.
Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]
Middeleeuwen
In de vroege middeleeuwen werd de stad meerdere malen belaagd door de Vandalen tot de Westgoten in de zesde eeuw het tot hoofdstad van hun rijk maakten. Dit rijk omvatte ongeveer het gehele Iberisch Schiereiland. In deze tijd verspreidde het christendom zich sterk in deze omgeving en Mérida werd een bisschopszetel. Mérida beschikt dan ook over een kathedraal.
Vanaf 711 veroverden de Arabieren grote delen van Spanje. Na de verovering van Sevilla trok het leger van Musa ibn Nusair naar Mérida. De belegering van Mérida duurde de hele winter en het voorjaar en pas op 30 juni 713 gaf de stad zich over.[1] Hierbij werd Mérida geheel verwoest. Pas in 1230, tijdens de Reconquista, lukte het de christelijke troepen onder Alfons IX van León om Mérida te heroveren.
Moderne tijd
In de 20e eeuw werd Mérida een industrieel centrum en een knooppunt voor diverse spoorlijnen. De belangstelling voor de belangrijke archeologische monumenten groeide en in 1993 werden de talrijke romeinse monumenten op de Werelderfgoedlijst geplaatst. Na de democratisering in de jaren 70 werd besloten om Mérida tot hoofdstad van de autonome regio Extremadura uit te roepen.
Mérida beschikt met de Lusitaniabrug van de Valenciaanse architect Santiago Calatrava over een prachtig hedendaags bouwwerk. Even verder overspant ook een veel oudere Romeinse brug de Guadiana.
Mérida ( Spaanse uitspraak: [meɾiða] ) is een stad en gemeente van Spanje , een deel van de provincie Badajoz en hoofdstad van de autonome gemeenschap van Extremadura . Gelegen in het westelijk-centrale deel van het Iberisch schiereiland op 217 meter boven zeeniveau, wordt de stad doorkruist door de rivieren Guadiana en Albarregas. De bevolking is 60.119 in 2017.
Emerita Augusta werd in 25 voor Christus gesticht als een Romeinse kolonie onder het bevel van keizer Augustus om te dienen als toevluchtsoord voor de veteranen (emeritus) van de legioenen V Alaudae en X Gemina . De stad, een van de belangrijkste in het Romeinse Hispania , was begiftigd met alle comfort van een grote Romeinse stad en diende sinds de oprichting als hoofdstad van de Romeinse provincie Lusitania en als hoofdstad van het hele bisdom Hispania in de vierde eeuw. . Na invasies van de Visigoten bleef Merida in de 6e eeuw een belangrijke stad van het Visigotische koninkrijk Hispania. In de 713 werd de stad veroverd door het Umayyad-kalifaat, en bleef onder islamitische heerschappij. De Mozarabische bevolking van het eiland kwam in de 9e eeuw herhaaldelijk in opstand tegen de autoriteiten van het kalifaat en de stad begon langzaam te vervalsen. Na de Almohaden-heerschappij werd Mérida, die Ibn Hud tegen de eerste had erkend , in 1230 door Alfonso IX van León in beslag genomen . Het is, samen met Badajoz, kerkelijk de hoofdstedelijke zetel van het aartsbisdom Mérida-Badajoz . Het werd in 1983 de hoofdstad van de autonome gemeenschap Extremadura. De archeologische vindplaats in de stad staat sinds 1993 op de werelderfgoedlijst van UNESCO .
De huidige burgemeester (sinds 2015) is Antonio Rodríguez Osuna , van de Spaanse Socialistische Arbeiderspartij .
Etymology
De plaatsnaam van Mérida is afgeleid van het Latijnse Emerita , met een betekenis van gepensioneerd of veteraan . Het maakt deel uit van de naam die de stad kreeg na de stichting door keizer Augustus in 25 voor Christus , Augusta Emerita , kolonie waarin veteranen of emeritus zich vestigden.
Geschiedenis
Mérida wordt al sinds de prehistorie bevolkt, zoals blijkt uit een prestigieuze schat aan gouden sieraden die in 1870 uit het graf van een meisje werd opgegraven. Het bestaat uit twee penannulaire armbanden , een armband en een ketting van zes spiraaldraadringen en wordt nu bewaard bij de Britten. Museum . [2] De stad werd gesticht in 25 voor Christus, met de naam Emerita Augusta (wat de veteranen betekent - ontslagen soldaten - van het leger van Augustus, die de stad stichtte; de naam Mérida is een evolutie hiervan) in opdracht van keizer Augustus , om een pas en een brug over de rivier de Guadiana te beschermen . Emerita Augustawas een van de uiteinden van de Vía de la Plata (Zilverweg), een strategische Romeinse route tussen de goudmijnen rond Asturica Augusta en de belangrijkste Romeinse stad op het Iberisch schiereiland . De stad werd de hoofdstad van de provincie Lusitania en een van de belangrijkste steden in het Romeinse rijk . Mérida heeft meer belangrijke Romeinse monumenten uit de oudheid dan enige andere stad in Spanje, waaronder een triomfboog en een theater .
Na de val van het West-Romeinse rijk , tijdens de Visigotische periode, behield de stad veel van haar pracht, vooral onder de 6e-eeuwse overheersing van de bisschoppen, toen het de hoofdstad van Hispania was . In 713 werd het veroverd door het moslimleger onder Musa bin Nusair en werd het de hoofdstad van de cora van Mérida ; de Arabieren hergebruikten de meeste oude Romeinse gebouwen en breidden sommige uit, zoals het Alcazaba . Tijdens de fitna van al-Andalus viel Merida in de nieuw opgerichte Taifa van Badajoz .
De stad kwam onder christelijke heerschappij in 1230, toen het werd veroverd door Alfonso IX van León , en werd vervolgens de zetel van de priorij van San Marcos de León van de Orde van Santiago . Een periode van herstel begon voor Mérida na de eenwording van de kronen van Aragon en Castilië (15e eeuw), dankzij de steun van Alonso de Cárdenas , Grootmeester van de Orde. In 1720 werd de stad de hoofdstad van de Intendencia van Mérida. Het ligt aan het Via de la Plata- pad van de Camino de Santiago als alternatief voor de French Way .
In de 19e eeuw, tijdens de Napoleontische invasie , werden talrijke monumenten van Mérida en Extremadura verwoest of beschadigd. Later werd de stad een spoorwegknooppunt en onderging een enorme industrialisatie.
Op 10 augustus 1936, tijdens de Spaanse burgeroorlog , kregen de nationalisten tijdens de slag bij Mérida [3] de controle over de stad.
De Andalusië-route loopt van Girona in Catalonië naar de Koningssteden in Andalusië. De route voert over 1700 km door de binnenlanden van Spanje en laat de fietser kennismaken met een vrijwel onbekend maar prachtig deel van Spanje. Het binnenland van Catalonië is groen, met bossen en wijngaarden, maar ook met leuke stadjes en fraaie kloosters. Hoe meer je zuidelijk komt, hoe ruiger het landschap. Over een spoorwegbedding, compleet met (verlichte) tunnels en bruggen, fiets je naar de Maestrazgo toe. Geëerodeerde bergen, waarboven gieren cirkelen. Dorpjes die als arendsnesten op bergtoppen staan. Naarmate je zuidelijker komt nemen ook de Moorse invloeden in de steden toe. Teruel en Cuenca zijn prachtige voorbeelden.
Daartussen liggen bergen met grillige rotsformaties zoals te zien bij de Betoverde Stad. Na Cuenca fietst men een klein stuk door La Mancha met een enkele oude windmolen. In kleine stadjes zoals Alarcon en Alcaraz is het goed verblijven. Men kan er doorgaans prima eten en slapen voor weinig geld. Na Alcaraz trekt de route de bergen door van de Sierra Segura. Uitgestrekte bossen bieden welkome schaduw. Door olijfgaarden en langs een stuwmeer bereikt men Cazorla, het eerste stadje in Andalusië. In Cazorla komt men op het deel van de route waarmee ook verschillende rondes door Andalusië kunnen worden gemaakt.
De zuidelijke tak kent een schitterend traject door het meest ruige deel van Andalusië naar de voet van de Sierra Nevada en Granada. Hierna gaat de route verder naar Malaga (vliegveld) of rechtstreeks naar Ronda. Tussen Ronda en Sevilla ligt een van de mooiste fietspaden van Spanje, het via Verde de la Sierra. Ook hier weer tunnels en viaducten, adembenemende landschappen, kolonies gieren, maar ook onderweg oude stationnetjes waar je heerlijk kunt eten en slapen. Na dit fietspad volgen de laatste kilometers dalend fietsen naar Sevilla, de prachtige hoofdstad van Andalusië. Vanaf Cazorla loopt de noordtak van de route door het statige Jaen, naar het weelderige Cordoba met de schitterende Mezquita. Daarna bereikt ook deze noordelijke tak Sevilla. In Andalusië maakt de route in grote mate gebruik van de Vias Verdes, tot fietspad omgebouwde verlaten spoorlijnen. Maar ook het traject tussen Girona en Andalusië bestaat voor een aanzienlijk deel uit dit soort fietspaden.
Fietsen in Extremadura
Voor de mensen die van het authentieke Spanje houden is fietsen in Extremadura een droom. Het unieke landschap, de prachtige steden, de afwezigheid van massatoerisme, de aardige mensen. En wat een rust! Kan ook niet anders als er maar 1,1 miljoen mensen wonen in een gebied dat even groot is als Nederland. Voor fietsers is er nog heel veel te ontdekken.
Fietsgebied voor ontdekkingsreizigers
Het bij vele onbekende Extremadura heeft veel grote Spaanse ontdekkingsreizigers voortgebracht. Iets van de geest van de ontdekkingsreizigers heb je nodig als je in dit gebied gaat fietsen want het gebied is op fietsgebied nauwelijks ontwikkeld. Het is bijvoorbeeld heel lastig om een goede fietsverhuurder te vinden en ook organisaties die actief zijn in het fietstoerisme moet je met een lampje zoeken. Verwacht geen boekjes met fietskaarten als je naar de VVV gaat. Ook is het niet zo makkelijk om er vanuit ons land te komen. Extremadura heeft geen internationale luchthaven.
Een beetje puzzelen en zelf je weg zoeken dus. Maar als je eenmaal op je fietsje zit op zo’n mooi landelijk weggetje voel je je de koning te rijk. Wegen genoeg trouwens. Er liggen heel veel rustige weggetjes zowel verhard als onverhard. En het is overal heel erg rustig.
Noord en zuid
Extremadura heeft twee provincies. Caceres in het noorden en Badajoz in het zuiden. Twee grote rivieren doorsnijden het land van oost naar west. De Taag in het noorden en de Guadiana iets onder het midden. Bijna al het mooie wat Extremadura (fietsers) te bieden heeft ligt ten noorden van de Guadiana. Daar liggen de mooie steden: Merida, Caceres, Trujillo en Palencia en ook het beroemde klooster van Guadelupe, de bergen van de Sierra de Gata, de Gredos en de Villuercas. Ten zuiden van de Guadiana vlakt het land uit en zie je eindeloze graanvelden. Vanaf juni is het hier al vrij kleurloos, hoewel goudgeel en bruin natuurlijk ook kleuren zijn. Nog verder naar het zuiden kom je in de Sierra Morena, het mooie, groene gebergte dat Extremadura van Andalusië scheidt.
De dehesa
Het kenmerkende landschap van Extremadura is de zogenaamde dehesa. Je ziet grote volle Kurkeiken en steeneiken op enige afstand van elkaar met daartussen het opgeschoten gras waarin het vee rondscharrelt De bomen zorgen voor schaduw voor de beesten en voorkomen dat je bodem uitdroogt in de brandende zon. Als je de keuze hebt moet je Extremadura bezoeken tussen half april en half mei. De dehesa is dan veranderd in een eindeloze bloemenzee. In de tweede helft van mei is het water dat in de winter gevallen is voor een groot deel verdampt en raken de bloemen uitgebloeid en wordt het gras langzaam geler.
Routes
Fietsen in Spanje heeft een eigen fietsroute in Extremadura. Die begint in Talavera de la Reina (nog in de provincie Toledo) en volgt dan in de eerste etappe de prachtige Via Verde de la Jara. In de routebeschrijving vind je veel praktische informatie voor Extremadura-fietsers.
Een andere via verde is de Vía Verde Vegas del Guadiana a Las Villuercas. Fietsen in Spanje heeft deze via verde verkend en kwam teleurgesteld terug. De route wordt niet onderhouden en is in verval. De verlaten stationnetjes zijn het domein van nestelende ooievaars.
De ruta via de la Plata is de grote doorgaande route van Sevilla naar Santiago of Gijon. Die route gaat van zuid naar noord door Extremadura en wordt veel gebruikt door pelgrims. Je kunt de variant van de officiële Ruta de la Plata-organisatie doen of die van Paul Benjaminse. Bij de eerste heb je keuze uit een variant over de weg of een goeddeels onverharde. Bij de route over de weg en zelfs die van Benjaminse fiets je vrij veel over de oude N630 een iconische weg die ligt op de plaats waar al sinds de Romeinse tijd een belangrijke noord-zuid verbinding lag. De N630 is nu zo goed als verlaten omdat er een snelweg langs is gebouwd en is nu in feite een heel breed fietspad.
Er zijn nog meer routes. Bijna allemaal onverhard. Het toerismebureau van Extremadura heeft een mooie brochure waarin ze allemaal staan .Gezien onze ervaringen op de via verde zijn we bang dat het boekje de zaken mooier voorstelt dan ze zijn. Het zijn sowieso allemaal routes die je met een stevig fiets met stevige banden moet doen, het liefst per MTB.
Vogels
Voor op fietser gericht toerisme is nauwelijks ontwikkeld. Maar voor vogelaars is de rode loper uitgelegd. Extremadura is een van populairste Europese bestemmingen voor vogelliefhebbers met het nationale park Monfrague als absoluut hoogtepunt. Hier leeft een grote diversiteit aan vogelsoorten, ook zeer zeldzame. Maar ook als je gewoon door het land fietst valt je de aanwezigheid van vogels al snel op. Vooral van de ooievaars die hier op alle mogelijke en onmogelijke plaatsen hun nest bouwen.
Het groene noorden van Portugal: langs de Douro naar Spanje
Fietsen langs de Douro in Portugal, dat klinkt relaxter dan het is. Afgezien van alle klimmetjes en afdalingen, dal uit, dal in, is de weg sommige stukken onvoorstelbaar slecht. Maar daar staat natuurlijk wat tegenover. Waar de weg slecht is, rijden weinig auto's en waar geklommen wordt, vind je landschappelijk schoon. Er zijn vooral heel veel wijnhellingen te bewonderen. In de dorpen kun je je vergapen aan azulejos, geglazuurde tegels waarop vaak schitterende taferelen te zien zijn.
Om van het vliegveld bij Porto langs de Douro te komen moet je door Porto fietsen. Dit zou geen probleem zijn, ware het niet dat men de wegen in de verre omtrek rond het vliegveld overhoop heeft gegooid. Na anderhalf uur fietsen over allerlei rondwegen die nergens heen lijken te gaan, komen we landgenoten op de fiets tegen. Zij komen uit hetzelfde vliegtuig en kunnen de uitgang ook niet vinden. Na een omtrekkende beweging komen we eindelijk in de buurt van een centrum en belanden na een steile afdeling zowaar bij de beroemde dubbele brug over de Douro. De uitnodigende terrassen kunnen we uiteraard niet zomaar voorbij fietsen.
Medas 70 km
Eenmaal voorbij Porto zijn de problemen over. In dit deel van de wereld is het wegennet overzichtelijk en worden we (nog) niet pardoes naar de snelweg geleid bij grote steden, zoals zo vaak in het buurland Spanje. De Douro snijdt direct diep in het landschap. Na een denderende afdaling kunnen we ver van alle drukte eindelijk heerlijk bijslapen op de camping aan de Douro.
Caldas de Aregas 70 km
Om wat cultuur te zien onderweg, maken we een omweg langs Lamego. Men heeft hier niet gek geboerd in de loop der eeuwen. De opbrengst van ham, meloenen en Raposeira, een soort champagne, is omgezet in prachtige barokke architectuur. Op de weg terug naar de Douro ontmoeten we twee Spaanse fietsers die hun frustraties over de gevolgen van de Portugese wegen op hun zitvlak dringend moeten luchten. "Carreteras criminales!" mopperen ze.
Pinhão 77 km
Tot voor kort was dit wijngebied alleen per spoortje te bereiken. Vandaar dat de autobrug over de Douro óók op een spoorlijn lijkt. De rivier wordt hier door steile heuvels begrensd die vrijwel geheel ingenomen worden door druivenstokken voor de portwijn.
'Eten is om 8 uur,' zegt de baas van ons residencial. (O wee als je te laat bent of bij de concurrent gaat eten.)
Vila Nova de Foz Coa 64 km
In het nauwe dal van het riviertje de Cõa, bij Vila Nova de Foz Cõa kun je prehistorische rotstekeningen bewonderen. De tekeningen zijn pas in 1992 ontdekt en in samenwerking tussen archeologen en dorpelingen die hun wijnhellingen bedreigd zagen, ternauwernood beschermd tegen een verdrinking door een stuwdam. Volgens de reisgids moet je flink van tevoren reserveren voor een expeditie, maar wij zijn (hoera) de enige belangstellenden en krijgen dus een privégids.
Barca d'Alva 61 km
We vervolgen onze weg richting Spaanse grens. Nu gaat het pas echt heuvelen en het wordt steeds eenzamer. Op de toppen van de heuvels liggen kasteeltjes van waaruit ze in oude tijden deze woestenij tegen de Romeinen verdedigden. Door een dorpje kruipen we de berg op om de lunch in castelo Melhor te gebruiken. Het is hier zo verschrikkelijk stil dat het geluid van een terugspoelende film alle honden van het sluimerende dorp in rep en roer brengt. Sorry, dorp! Tjonge, ze hebben hier wat afgesjouwd om de barbaren buiten te houden!